Als 20-jarige had ik een vriendinnetje dat stotterde. “Ik stotter als een gek!” zei ze op momenten dat ze ervan baalde. Haar ouders waren bezorgd dat ze vanwege haar stotteren nooit een vriendje zou krijgen, maar ik vond haar juist reuze leuk. En dapper. Want ze zat boordevol pit.
Ze ging op een manier met haar stotteren om dat mensen soms niet eens door hadden dat ze stotterde. Als ze “d…. d….. drie o….. o….. o….. ons ha….. ha… ha…. ham” moest halen, wees ze de ham aan en zei ze: “doe die maar.” En op de vraag “hoeveel ons?” zei ze dan: “vier.” En even later: “doe maar eentje minder.” Vermijden heet dat. Woorden die met stotterletters beginnen (zoals mijn voornaam) ruilde ze in voor andere woorden die met makkelijker letters begonnen en ze noemde mij daarom nog wel eens Flip. Ze was er megagoed in, in dat vermijden.
Maar ja, toen liep ze stage. En moest ze ook mensen bellen en zo. En daar bleek ze het moeilijk mee te hebben. Ze moest duidelijker communiceren, zo zei haar stagebegeleider. En ze moest wat aan haar stotteren doen. Ze besloot in stottertherapie te gaan in het Dijkzigtziekenhuis. Het eerste dat ze daar leerde was om negatieve zinnen neutraal te herformuleren. “Ik stotterde weer als een gek!” leerde ze te formuleren als “ik had veel stotters”. En er werd gewerkt aan de schaamte. Ze schaamde zich voor haar stotters en wilde ze niet laten zien. Maar dat moest ze juist wel. Ze werd verplicht om op elk woord te stotteren en die stotter duidelijk te laten horen. Als haar vriendje moest ik weken achter elkaar mee naar stottertherapie en ik moest precies zo leren stotteren als zij om te voelen wat zij als stotteraar voelde. Ik moest ook bij de slager stotterend de “d… d… drie o… o… ons h…. h… ham” bestellen. En ik voelde de schaamte.
Ik ontdekte dat schaamte vaak het grootste probleem van stotteraars is. Die schaamte komt altijd door de omgeving. En dat is interessant voor iedereen die mensen tegen komt die stotteren: door onze reacties wordt het stotteren een probleem. Het is daarom heel belangrijk:
- dat je volstrekt normaal doet als iemand stottert
- dat je ander laat uitpraten en wacht tot hij/zij helemaal door de stotters heengekomen is
- ga dus nooìt het woord voorzeggen dat de ander zeggen wil
- neem je tijd en laat zo merken dat het stotteren van de ander voor jou geen enkel probleem is
- kijk de ander gewoon aan zoals je dat bij iemand die vloeiend spreekt ook zou doen
Als iedereen zo met stotters van stotteraars omgaat, schamen stotteraars zich niet meer voor hun stotters en is het stotteren voor hen geen probleem meer. Doen dus allemaal!
Bij mijn toenmalige vriendinnetje verdween de schaamte voor haar stotters. Ze kreeg een button die ze geregeld droeg: “Ik stotter. Nou èn!” Ze werd lid van Stottervereniging Demosthenes met het tijdschrift ‘Voor herhaling vatbaar’. Aan het einde van de stottertherapie werd haar aangeboden om vloeiend te leren spreken. Dat weigerde ze. “Dit is wie ik ben”, zei ze. Ze kreeg een beroep waar ze vaak voor groepen moest spreken en dat ging haar steeds beter af. Stotters vermijden deed ze niet meer. De stotters bleven nog wel eens komen, maar ze schaamde zich er niet meer voor.
Ik zie haar nog geregeld. Dagelijks zelfs. Want ik ben al 33 jaar met haar getrouwd. En b… b… b… beretrots.
Gepubliceerd in Dorpsblad Langweer, juli 2021