Stel je voor: in een Hotel is afgezien van de schoonmaakploeg, een receptiemedewerker en een kok verder geen bediening. Als je wat drinken wilt, kun je in de eetzaal wat uit de trust-bar halen. De trust-bar bestaat uit twee manshoge koelkasten, boordevol met allerhande frisdrankjes, biertjes en dergelijke. Ernaast staan schone glazen. Op een kar kun je je gebruikte glazen neerzetten. Je houdt zelf bij wat je consumeert en je rekent af bij vertrek.
Zou dat werken? Even lekker extreem doen: zou je in Langweer een kroeg kunnen runnen, waarin iedereen gewoon zelf pakt waar hij trek in heeft, bijhoudt wat hij gedronken heeft en dat na afloop eerlijk afrekent? In een hotel waar wij afgelopen zomer een paar dagen verbleven werkte zo’n trust-bar uitstekend. Het Hotel was er trots op. Personeel voor bediening is duur en schaars, dus mogelijk is het al rendabel als slechts de helft van alle gasten netjes afrekent. In kleine groepen en als mensen elkaar kennen, zal het vast goed werken, al lijkt het me niet handig om het uit te gaan proberen tijdens de Langwarder Merke. Want als het zo druk is dat niemand mij ziet, dan deug ik minder. En dat geldt mogelijk ook voor anderen.
Een trust-bar gaat uit van vertrouwen. Vertrouwen verdient veel en veel meer aandacht in onze tijd. Het is een beetje uìt geraakt. In het Grieks en Hebreeuws is vertrouwen hetzelfde woord dat wij vertalen met geloven. Dus zelfs in de kerk betekent geloven niets anders dan vertrouwen hebben: vertrouwen in het leven, vertrouwen (in zo je wilt God) in jezelf en in de ander.
Maar vertrouwen is uìt. Onze samenleving is een samenleving geworden van georganiseerd wàntrouwen. Alles wordt gecontroleerd: door zorgverzekeraars in de zorg, door inspectie op scholen, door inspecteurd van de waterstanden, door politie op straat, door de belastingdienst, bij de zelf-scan-kassa en noem maar op. Het schijnt dat er in het hele zorg-apparaat evenveel mensen werken om de zorg te controleren als mensen die daadwerkelijk de zorg uitoefenen en in veel andere branches zal het vast ook zo zijn. We hebben onze samenleving georganiseerd vanuit de gedachte dat de ander niet te vertrouwen is en hebben daarom een groot controle-apparaat opgetuigd. De filosofie die daaronder zit, is dat de mens slècht is. Maar ìs de mens ook slecht? En waarom vinden we dat? Omdat we onszelf ook niet vertrouwen? Of deugen wijzèlf altijd wel, maar is het alleen de ànder die niet deugt? Dat is een bizarre theorie om de samenleving op te bouwen.
De trust-bar in het Hotel wijst een weg van vertrouwen. Als ik zie hoeveel mensen in de Buorren hun fiets niet op slot zetten, vinden we blijkbaar dat onze dorpsgenoten best deugen. Ik woonde echter te lang in Rotterdam om mijn fiets niet achter te laten zonder hem op slot te zetten. Vertrouw ik mijn dorpsgenoten niet? Of is het om de ander niet in verleiding te brengen? Maar welke dorpsgenoot zou er nog naar verlangen om er met mijn fiets vandoor willen gaan, die nog altijd helemaal geen elektrische ondersteuning heeft?
De trust-bar spreekt me aan. Ik hoop dan ook dat we in Langweer het lef hebben om uit te (blijven) gaan van vertrouwen. Dat we de ander benaderen vanuit het vertrouwen dat de ander deugt, ook al is hij of zij anders dan ik. Dat bevestigt namelijk het goede in de ander en bestempelt de ander niet als iemand die slecht is. Dus laten we een dam opwerpen tegen de achterdocht.