Van tijd bewust. (oktober 2005 – kerkblad PS)
Zomaar opeens kwam het woord onthaasten bij me boven. Ik was het woord bijna vergeten. Vreemd eigenlijk. Een paar jaar geleden was het woord een ware rage. Onthaasting was nodig. Nu kom ik het nergens meer tegen. Ligt het aan mij? Is onthaasting inmiddels gelukt? Of klinkt het woord niet meer omdat het onbegonnen werk is? Ik vrees het laatste…
We spraken tijdens het koffiedrinken over mijn komende studieverlof. Of ik al een idee had wat ik wilde gaan doen. Een lastige vraag, de ideeën stapelen zich op, een agenda-blaadje vol. Opeens zei ik: onthaasting in de pastorie. En dat terwijl ik niet eens een pastorie bewoon.
Het was er uit voor ik er erg in had. Het raakte me een paar dagen eerder toen een collega opmerkte: “Juist wij als predikanten zouden in deze haastige en drukke tijd in onze manier van werken moeten uitdragen dat tijd geen rol speelt. Dat we alle tijd van de wereld voor mensen hebben. Het leven is al jachtig en vluchtig genoeg.”
Inderdaad. Zoveel zaken schreeuwen om voorrang. Mijn vrouw heeft op haar consultatie-bureau 11 minuten tijd per kind. Op school een 10-minuten gesprek. Tijd is kostbaar. Tijd kost geld. We hollen en we hollen maar. Hoezo onthaasten?
Op de fiets doe ik even later een poging. Ik fiets. Ik haast me niet en denk niet aan de persoon waar ik zo dadelijk aankom en wat ik met hem bespreken wil. Ik weet nog niet hij dadelijk zomaar tegen me zal zeggen: “Ik zou wel eens op een rijtje willen zetten wat ik in mijn werk allemaal doe, maar daarvoor heb ik geen tijd”. Ik denk ook even niet aan wat de mevrouw me daarnet over haar leven vertelde. Nee, nu fiets ik. Ik voel mijn benen. Ik adem lucht in. Fiets-meditatie. Ik geniet ervan. Woorden van een rabbijn en van een zen-leraar komen al fietsend bij me boven. De rabbijn: “Wat ik het allerbelangrijkste in het leven vind? Dat wat ik op dit moment doe!” De zenleraar: “Weet je wat het met jou is? Als je zit denk je altijd dat je moet gaan staan, als je staat denk je dat je moet gaan lopen en als je loopt denk je dat je ergens moet aankomen. Maar waarom zit je niet gewoon als je zit, sta je niet gewoon als je staat en loop je niet gewoon als je loopt?”
Zo fiets ik die dag. Ik draai, komend van het Wumkeshûs, het fietspad langs de rondweg op, ga de brug over en sla daarna rechtsaf met een boog onder de weg door Duinterpen in. Auto’s razen op de weg boven me. “Haast, haast, haast”, zeggen ze. Maar ik hoor de vogel, die ene vogel eventjes tussen het gejaag van de auto’s door te horen is. Ze is een vogel Gods voor me, spreekt de taal van het evangelie, de taal van het Koninkrijk en brengt woorden van Jezus bij me binnen. Ziet naar de vogelen des hemels: ze zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse Vader ze.
Als het bezoek achter de rug is, zit ik weer achter mijn bureau. Onthaasten in de pastorie lijkt me voor mijn studieverlof toch minder geschikt. Ik wil me graag wat nader verdiepen in andere zaken. Maar een kerkblad-artikeltje zit er misschien wel in. En voordat ik het me bewust ben, zit ik te typen en verschijnen bovenstaande regels op mijn scherm.
Als ik morgen weer langs de vogel aan de rondweg fiets, ben ik bang dat ze zal zeggen: “Domineetje, domineetje toch, waarom onthaast je niet gewoon als je onthaast, waarom maak je daar meteen weer werk van?” Als dit bij mijn werk al zo moeilijk is, hoe moeilijk zullen al diegenen dat vinden die ‘normaal’ werk hebben?
De vogel Gods heeft nog een hoop te doen. Voor onthaasting heeft Zij vast geen tijd.
Aart C. Veldhuizen.