Pasen 2015, Langweer.
Het is een goede gewoonte om met Pasen een mop te vertellen, een paasgrap. De risus paschalis heet dat in de traditie. We vertellen een grap om vandaag de lach het te laten winnen van de ernst.
Twee katholieke priesters zijn met elkaar in gesprek.
Ze hebben het over het Paasverhaal.
“Lees toch eens”, zegt de ene priester,“het zijn allemaal vrouwen in dat Paasverhaal.”
“Ja”, zegt de andere priester, “maar wij mogen geen vrouw zijn. En wij mogen geen vrouw hebben. Wij moeten altijd maar celibatair blijven leven. Wat denk je, zal het celibaat nog worden afgeschaft?”
“O zeker!” zegt de andere priester, “Wìj maken dat niet meer mee, maar onze kìnderen wel!”
En om niet te denken dat alleen grappen over katholieken kunnen, nu ook een protestantse:
Als de dominee de kerk binnenloopt, ziet hij dat de koster met allemaal netten in de weer is.
“Wat doet u toch met al die netten in de kerk?” vraagt de dominee.
“De duif is er weer, dominee,” zegt de koster, “u weet wel, die duif die afgelopen zondag ook in de kerk zat. Ik heb hem toen gevangen en hem de kerk uit gezet, maar hij is weer terug. Elke keer zet ik de duif de kerk uit en elke keer is hij na een tijdje weer terug. Hoe het kan snap ik niet. Heeft u daar misschien een antwoord op?”
“Ik niet”, zegt de dominee, “daar heb ik geen verstand van.”
“Jammer”, zegt de koster, “ik dacht dat u een oplossing had.”
Een paar dagen later belt de koster aan bij de pastorie.
“Dominee, ik heb u nodig. De duif zit alweer in de kerk en vannacht schoot me opeens te binnen wat ik ga doen. En daar heb ik u voor nodig. U moet de duif dopen!”
“Dopen?” zegt de dominee.
“Ja dominee, dat is de oplossing. Want al mijn kinderen zijn gedoopt en ze komen nooit meer in de kerk!”
Lezing: Mattheüs 27:51-28:20.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Ik moet steeds denken aan een liedje van Frank Boeijen:
“Zeg me, dat het niet zo is….”
Hij schreef het voor zijn vriendin. Een vreselijke ziekte sloeg toe bij haar of bij een ander, dat weet ik zo niet (p.s.: na afloop van de dienst vertelde iemand dat een vriendin was omgekomen bij de aanslag op het vliegtuig dat bij Lockerby neerstortte).
Zeg me dat het niet zo is
Zeg me dat het niet waar is (1x)
Ga je mee vanavond naar ons lievelingsrestaurant
Een tafel voor twee
Ik heb gebeld, ze weten ervan
En we drinken totdat de zon opkomt
En we vergeten
De oneerlijkheid van het lot
Zeg me dat het niet zo is
Zeg me dat het niet zo is
Zeg me dat het niet waar is
Kom we gaan trek je jas aan
Anders wordt het te laat
Kom eens hier
Ik houd je vast
Ik laat je nooit meer gaan
En ik vertel je een grap die je laat huilen van de lach
En we vergeten de blikken van de mensen in de stad
We doen net alsof het niet zo is
Alsof het niet zo is
Alsof het niet waar is
We doen net alsof ze gewoon verder leeft
Alsof ze gewoon verder leeft
Zelfs als het niet zo is
Als wij met Pasen vieren dat er iets nieuws aanbreekt en dat de dood overwonnen is, heeft dat iets onwerkelijks. Er gebeurt zo ontzettend veel naars momenteel in de wereld, het lijkt bijna overal wel een bende. In Syrië, Irak, Jemen, Oekraïne en Kenia. Isis, Boko Haran en Al Shabaab slaan anderen naar het leven. Een suïcidale piloot neemt 149 mensen mee met zijn dood. Ongeveer evenveel Kenianen worden gedood omdat ze geen Koranvers op kunnen zeggen en Al Shabaab dreigt met nog veel meer acties. En wij vieren hier Pasen.
“Zeg me dat het niet zo is,
zeg me dat het niet waar is.
Vertel een grap en laat me lachen.
Zing een lied, neem me mee in je muziek,
vertel het verhaal van Pasen,
van de dood die sterker is dan het leven.
Zeg me dat het niet zo is,
dat de dood niet het laatste is,
maar dat er toekomst is,
zelfs als ik dat niet geloven kan.
Neem me mee….”
Dat wilde ik proberen vanmorgen. Ik neem u mee naar het verhaal van de opwekking van Jezus. Ook daar wordt iets gezegd als: “Zeg me dat het niet waar is”. Het zijn de leiders van het volk die dat zeggen. Stoere soldaten komen hen vertellen dat er opeens een engel kwam die de steen afwentelde en tot de vrouwen zei dat Jezus was opgewekt.
Het is trouwens ook bizar dat Romeinse soldaten zich laten wegjagen en hun post verlaten. Romeinse soldaten verlaten nooit hun post. Daar staat de doodstraf op. Romeinse soldaten zijn vechtmachines – echt niet zo slap als in de strip van Asterix en Obelix.
Ze staan daar op hun post om een dode te bewaken. Als de engel komt, vallen ze als dood neer, zo staat er. Ongehoord. Ze zijn totaal van slag. Daar staan ze: ruwe soldaten, sterke kerels, moordmachines. Niet òm te krijgen. Daar staan ze voor de Joodse Raad, als trillende rietjes:
“Hoort u maar eens, eerwaarde heren. De aarde trilde. Een engel daalde af, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging er op zitten. Een engel, een echte engel! We beefden van angst en vielen als dood neer. En de engel zei tegen de vrouwen dat Jezus is opgewekt uit de dood. En nu zijn we hier. Want U moet weten wat er is gebeurd.”
De Joodse leiders kijken elkaar aan.
“Zeg dat het niet zo is, zeg dat het niet waar is.”
De doofpot, dat is het beste. Ze geven de soldaten geld en zeggen: “Zeg maar dat het niet zo is. Dat zijn leerlingen ’s nachts zijn gekomen en zijn lichaam heimelijk hebben gestolen toen wij sliepen.”
Maar ik hoor het protest van de stoere soldaten: “Maar dat kan niet. Dat is levensgevaarlijk. Als onze officieren horen dat wij slapen tijdens onze wacht, dan wacht ons het executiepeloton.”
De leiders zeggen: “Maak je daar geen zorgen over. Wij leggen de zaak wel uit aan jullie officier. Wij zorgen er wel voor dat jullie buiten schot blijven.”
Dit klinkt als een grap, als het omgekeerde Paasverhaal dat Matteüs wikkelt om het verhaal van de opstanding van Jezus heen. Ze willen het niet toelaten dat Jezus op zou zijn gestaan. Ze willen niet twijfelen aan hun strakke dogma dat dood dood is. Dat dogma is hen veel te lief. Daar past dit verhaal van het nieuwe begin niet in. Ze willen er niet eens aan twijfelen.
Twijfel is in de kerk vaak afgewezen, veroordeeld als iets dat niet goed is. Maar twijfel is niet verkeerd. In ons spraakgebruik spreken we zelfs van gezònde twijfel. Twijfel heeft alles met geloof te maken. Want geloven dat er toekomst is, is niet eenvoudig te geloven.
De kloof tussen gelovigen en niet-gelovigen wordt vaak als veel groter gevoeld dan dat hij is. Dit voorjaar lees ik telkens weer in een nieuw boek van de Tsjechische schrijver Thomas Halik, “Geduld met God”. Het wordt momenteel door velen verslonden. Hij begint zijn boek met “Op veel punten ben ik het met atheïsten eens, vaak op bijna ieder punt, behalve in hun geloof dat God niet bestaat. (…..) Met atheïsten kan ik het gevoel van Gods afwezigheid in de wereld mee ervaren. Hun interpretatie van dit gevoel gaat me echter te snel – dat ze zich atheïsten gaan noemen, lijkt me een uiting van ongeduld.”
Je moet dus geduld met God hebben, want Gods afwezigheid kennen we maar al te goed. Wie wil geloven, moet geduld met God hebben. Heb geduld en blijf twijfelen aan de werkelijkheid die je om je heen ziet en die je vaak weer inpepert dat het nooit wat wordt. In dat twijfelen vinden gelovigen en ongelovigen elkaar. Dat verbindt mensen.
De kerk heeft niet alle zekerheden in pacht. Sterker nog: een kerk die geen twijfel kent, is geen kerk maar een sekte. Een kerk die nooit wil twijfelen aan Gods aanwezigheid, doet alsof alle verschrikkingen niet gebeuren, of wuift ze weg alsof ze er niet toe doen. Zeker de kerk weet echter van het woord van Jezus: “mijn God, mijn God, waarom hebt Ge mij verlaten”. En de kerk weet van het woord van de Psalmen: “Waarom verbergt Gij U in tijden van benauwdheid?” (Psalm 10:1 en vergelijkbaar in vele andere Psalmen). Zeker de kerk moet bereid zijn om in vreselijke omstandigheden samen met medemensen onze stem tegen God te verheffen als we zien dat mensen zoveel leed overkomt.
Oef, dat is een pittige zin. Ik sprak hem met aarzeling uit. Ik hoop dat u me volgen kunt. Ik bedoel maar: ik heb in de kerk niet het antwoord op alle vragen. Als u dat van mij verwacht, moet ik u teleurstellen. Als je ziet wat er om je heen gebeurt en via de kranten of nieuwsberichten op je af komt, dan snap je er toch immers niks meer van? Op dat punt kan ik atheïsten helemaal volgen.
Hier in het dorp en zeker in het verpleeghuis zie ik veel mensen sterven. Die staan niet meer op, tenminste niet waar wij bij zijn. Ik moet denken aan een man die even oud is als ik. De man heeft MS en heeft last van zware depressiviteit. Hij woont al jaren in een verpleeghuis en zal daar zijn hele verdere leven moeten wonen. Elke 14 dagen zoeken we elkaar op. Samen praten we. Soms bidden we samen. Een andere keer vloeken we samen. Zo schuilen we samen voor Gods aangezicht, terwijl we samen geen idee hebben waarom hem dit overkomt.
En daarom is het zo geweldig dat opvallend veel verschillende Bijbelboeken ons vertellen dat Jezus is opgestaan. En nog veel meer Bijbelverhalen vertellen dat er telkens weer een nieuwe toekomst is, dat de toekomst niet dood is. Weet u waarom ze dat doen? Het is omdat al die verhalen ons willen laten twijfelen. Ze willen ons laten twijfelen aan ons doemdenken. Daarom vertelt het verhaal dat die stoere Romeinse soldaten bij de Joodse leiders komen, om hen te vertellen van die engel en van de boodschap dat Jezus is opgewekt, ongetwijfeld met de bedoeling, de hoop, dat zij eindelijk eens van dat dogma af zouden vallen, dat een dubbeltje nooit een kwartje kan worden en dat er met Jezus niks nieuws begonnen is. Al die Bijbelverhalen doen ons twijfelen aan onze vastgeroeste ideeën. Ze willen het dogma van ons doorbreken dat het leven niks is en ook nooit meer wat zal worden. Ze willen het dogma van ons doorbreken dat het leven alleen maar een wachten is op onze dood. Ze willen ons doen twijfelen aan de dogma’s die wij in dit harde leven noodgedwongen leren, dogma’s die altijd maar weer klinken dat het nooit wat wordt met deze wereld en dat het nooit wat wordt met ons en dat het binnenkort in elk geval helemaal is afgelopen.
Het prachtige verhaal van Pasen leert mij om stil te gaan staan, om stil te worden. Het leert me om omhoog te kijken en midden in de moeilijke dingen die er in ons leven gebeuren te bidden:
“Heer,
zeg me, dat het niet zo is,
zeg me dat het niet waar is,
dat de dood niet dood is.
Leer ons te twijfelen aan wat wij voor waar houden: dat het nooit wat wordt in deze wereld
en dat het nooit wat wordt met ons
en houd die twijfel in ons wakker
opdat het ons hoop geeft
en wellicht zelfs houvast
om uit te zien naar de nieuwe dag,
ooit eens,
maar misschien ook hier en nu al,
af en toe.”
Lof zij U Christus in eeuwigheid,
Amen.