Polen vangt momenteel driemiljoen vluchtelingen op. Eén op de tien Polen heeft Oekraïners in hun eigen huis opgenomen. Toen ik dat op een podcast hoorde, kwamen er twee herinneringen aan Oekraïners bij me boven.
Eerst de eerste herinnering.
Begin 2000 kampeerden we een aantal zomers in Polen. Polen is een schitterend land voor wie van cultuur en natuur houdt, met in de zomer een verrassend lekkere temperaturen. Ik herinner me dat de campingbaas van de camping in Zywiec vertelde dat er de volgende dag een begin zou worden gemaakt met het aanleggen van de fundering voor zijn permanente woning. Ik vroeg hem of dat geen overlast zou geven voor de campinggasten en prijsde me gelukkig dat wij een eind verder op de camping stonden.
“Overlast?” vroeg hij verbaasd.
“Ja, al die machines…..”, antwoordde ik.
Hij: “Machines? Die komen niet. Die zijn veel te duur. We graven met de hand. Geen Polen, want die zijn ook veel te duur. Oekraïners! Je zult zien: ze werken hard, ze zijn secuur en geven geen overlast.”
Dat bleek. De volgende dag groeven een stuk of vijftien mannen kaarsrechte diepe gleuven in het gras. Met de hand, ordelijk en secuur, zonder machines die lawaaiig met hun rupsvoertuigen het grasveld eromheen zouden verwoesten. De grond die vrijkwam werd netjes met kruiwagens afgevoerd. Vol bewondering stonden we te kijken.
Een tweede herinnering.
Voorjaar 2014 nam ik de pont van Stavoren naar Enkhuizen vanwege een fietsrondje IJsselmeer. Daar ontmoette ik een Oekraïense man. Hij had een maand gezeild in Nederland en was onderweg naar Schiphol. Hij vertelde tijdens ons samen eten van zijn zeilreis en ik van mijn fietsreizen. Hij vertelde over Oekraïne en zei: “Je moet zeker een keer naar Oekraïne fietsen! Ik geef jou een geldbriefje in de hoop dat we elkaar terugzien. Als we elkaar weer tegenkomen, geef je het me weer terug. Dat is een gebruik bij ons. Als je ooit naar Oekraïne fietst, kom je mij het briefje terugbrengen”. Ik stopte het briefje in mijn portemonnee waar het sinds 2014 zit. En ik schreef er in dit Dorpsblad een column over.
Ik onderbreek het typen van deze column en pak mijn portemonnee. Eerst alle pasjes eruit. Dat zijn er veel. Er blijkt nog een vakje te zijn. Daar zit het groene papiergeld nog altijd. Het is van 2005 zo staat erop. Op de ene kant prijkt een voornaam gebouw. Zou dat gebouw nog overeind staan? Op de andere kant staat een man met een wat adellijk voorkomen en een snor. Geen Zelensky. Het betaalmiddel is de Grivna, zie ik op internet. Een Grivna is € 0,031 euro. Het briefje is dus € 0,60 waard. Dat is daar best een heel bedrag, want het minimumloon is in Oekraïne € 76 per maand. Bij ons is dat twintig keer hoger. Wat zullen Oekraïners het bij ons duur vinden.
Zal ik het briefje aan een van de Oekraïners in ons dorp geven? Ik aarzel. Het briefje herinnert me eraan hoe ongelofelijk goed ik het heb in dit land. Ik besef hoe hard Oekraïners in ons land behoefte aan geld hebben. Het voelt erg goed dat er zoveel hulp en geld in ons dorp voor hen is losgekomen. Waar ons klein dorp groot in kan zijn!
Ik stop het briefje terug in het vakje in mijn portemonnee. Daar blijft het tot ik zelf in Oekraïne ben. Dan geef ik het daar aan een Oekraïner terug, want het adres van de man die ik trof, heb ik niet meer. In de tussentijd hoop ik dat de aanwezigheid van het geldbriefje me helpt om niet mee te doen aan dat eindeloze mopperen, wat wij ontevreden Nederlanders alsmaar zo ontzettend doen, over het toch best geweldige land waarin wij leven.
Gepubliceerd april 2022 in Dorpsblad Langweer