Legitimatieplicht

  1. 2 maart 2011: overdreven en genant: legitimatieplicht.

Het gaat er raar aan toe in dat kikkerlandje van ons. Selma en ik lopen het stembureau in voor de Provinciale verkiezingen in het verzorgingstehuis vlakbij. Vlak voor ons staat een kleine oude en breekbare mevrouw achter een rollator in de rij. We wachten netjes. Haar stemkaart ligt op het plateautje van de rollator. Aangekomen bij de stemtafel legt ze de stemkaart op de tafel. “Kunt u zich ook legitimeren?” vraagt de vriendelijke man achter de tafel. De mevrouw begrijpt de vraag niet. Ze woont hier in dit verzorgingstehuis en is al geen half jaar buiten geweest. De man excuseert zich. “Ik kan er ook niks aan doen, maar we mogen niemand laten stemmen die zich niet kan legitimeren”. Mijn vrouw loopt naar voren. Ze kijkt in het mandje van de rollator. Ze zegt: “Er ligt geen bom in.” Ze kijkt de mevrouw aan: “U bent geen terrorist, toch?”. De mevrouw schudt haar hoofd. Nee, ze is geen terrorist. Ik kan het niet laten: “Wat een rare toestand. Die mevrouw woont hier, wat hebben we toch een rare regering dat zij zich moet legitimeren om te kunnen stemmen in haar eigen huis”. De mevrouw kijkt me aan. Ik zie aan haar ogen dat ze mij herkent. “De dominee,” zegt ze. We lachen. Dan schuifelt ze terug. Een vrijwilliger van het tehuis ziet het hoofdschuddend aan. “Wat belachelijk allemaal”.

Inderdaad. We brengen onze stem uit op een partij waarvan we weten dat die tegen deze zinloze identificatieplicht is. We zien vanavond laat wel of het geholpen heeft en we in dit kikkerlandje gewoon weer kunnen uitgaan van vertrouwen, in plaats van altijd maar het kwade denken van een ander.