Drievoudig Pasen.
Waar in het boek Handelingen de lezer verteld wordt hoe het woord van de Opgestane niet te stoppen is, wordt het in Handelingen 16:19-40 maar liefst driemaal Pasen. Het zet ons te denken over leven in het licht van Pasen, leven dat door de diepte gaat, dat een breuk geeft met het bestaande, ons bevrijdt en opnieuw doet zien wat van belang is.
Bevrijd van een slavenbestaan.
In het eerste verhaal, dat op zich los van het vervolg gelezen kan worden, is sprake van een meisje (maagd, het woord wordt ook wel voor slavin gebruikt) met een waarzeggende geest. Deze pneuma puthooma (Python-geest) moet waarschijnlijk voorgesteld worden als een buiksprekende geest waardoor de godheid sprak. De uitspraken van de geest leveren grof geld op voor heren die het meisje exploiteren. Ze komt het groepje rondom Paulus tegemoet. Opmerkelijk is haar roep. Ze móet krijsen, ze kan niet anders: ‘deze mensen zijn dienaren van de allerhoogste God en zij verkondigen ons een weg van redding’. Ook al zal de inhoud van deze boodschap haar heren waarschijnlijk niet bevallen, wel is het zo dat zij haar werk getrouw doet. De heren gebruiken in vers 21 namelijk exact dezelfde vorm van het werkwoord verkondigen als ‘hun’ meisje in vers 17. In een wat andere variant komt dat woord verkondigen terug in vers 18 (NBG: ik gelast u) en in vers 24 (NGB: bevel). Paulus beveelt de geest uit haar te gaan. Het is veelzeggend dat op dat moment de narigheid losbarst. Nu dit meisje bevrijd is van die geest, waarmee haar heren grof geld aan haar verdienden, zijn nu pas echt de poppen aan het dansen. Bevrijding geeft per definitie onrust teweeg, daar kunnen we niet omheen.
Bevrijd van het hout.
In het vervolg vallen de overeenkomsten op met Jezus’ dood en opstanding. Paulus en Silas worden vastgegrepen door de heren en via de oversten voor de hoofdmannen gesleept en het volk valt hen bij. Hun kleren worden afgescheurd en ze ontvangen vele stokslagen, vanwege de woordverwantschap ongetwijfeld toegediend door de in vers 35 op het toneel verschijnende gerechtsdienaren. Net als de apostelen in Handelingen 5 en Petrus in Handelingen 12 komen zo Silas en Paulus in de gevangenis terecht. Er is sprake van een opklimmende reeks, alsof hier tegelijkertijd het apostelschap van Paulus moet worden aangetoond. Waar in Handelingen 5 de apostelen nog gewoon in de gevangenis worden gezet, wordt Petrus in Handelingen 12 bewaakt door maar liefst 16 soldaten waarbij hij aan twee soldaten zit vastgeketend. Alsof dat nog niet genoeg is, worden Paulus en Silas in ons hoofdstuk in de binnenste gevangenis gezet en met hun voeten vastgezet in het hout (eis to xulon). Naast de rol van het volk, de verscheurde kleren, de stokslagen en de getrapte overheid (eerst de heren, dan de oversten, dan de hoofdmannen) verwijst vooral dat hout naar Pasen. Op de andere plaatsen waar dat het woordje hout in Handelingen gebruikt wordt, gaat het telkens over het kruis (Hand.5:30, 10:39, 13:39). Maar ook hier is dat hout niet het laatste woord. Ze zingen hymnen in de nacht en dat moet niet zozeer worden gezien als iets groots van Paulus en Silas, maar vooral als een aanwijzing dat het Woord van de Opgestane geen halt toe te roepen is. Zelfs het hout kan hen niet houden. Een aardbeving doet de fundamenten schudden en tegelijkertijd springen alle deuren open en vallen van allen (!) de boeien los. Het is dezelfde aardbeving die we in het paasverhaal tegenkomen en wel bij Mattheüs waar zowel bij Jezus’ sterven als bij zijn opstanding een aardbeving geschiedt. Zomaar, midden in het binnenste van de gevangenis in het holst van de nacht, breekt overweldigend Pasen aan.
Het valt op dat allen binnen blijven en niet vluchten. Je kunt zeggen dat dit is omdat Christus de eersteling is van hen die ontslapen zijn (Hemelsoet en Touwen in Handelingen – Lucas ten tweeden male), maar ik zoek het vooral in de functie van het verhaal hier. Want er moet nog wat volgen.
Met waswater gedoopt.
Er is namelijk nog de gevangenbewaarder. Hij wil zichzelf doden om wat er gebeurd is, maar er mogen geen nodeloze slachtoffers vallen. Zoals het meisje niet mocht worden uitgebuit, zoals Paulus en Silas niet mochten worden afgeranseld en gevangengezet, zo is er ook voor deze gevangenbewaarder Paaslicht. Hij laat het licht brengen en gaat bevend af op de stem van Paulus. Later gaat hij ze voor naar buiten en spreekt hen aan met heren (vers 30): ‘Heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ ‘Vertrouw op de Heer Jezus en je zult gered worden, jij en je huis’. In zijn huis neemt hij hen op, wast hij hun wonden en wordt hij onmiddellijk gedoopt, zo te zien met hetzelfde water. Daar gebruiken zij de maaltijd.
Wat rest heeft iets van een administratieve afwikkeling. Tenminste, zo willen de hoofdmannen het graag regelen. Heren regelen dat immers onder elkaar. Maar de bruutheid van de heren is pijnlijk duidelijk geworden. Tegenover hun streven naar verdienste, zijn hier andere heren, in dienst van de Heer. Het is daarom dat Paulus pas op dit punt naar voren brengt dat hij Romeins staatsburger is, wat opnieuw een schok veroorzaakt.
Het meisje is bevrijd, Paulus en Silas zijn bevrijd en de gevangenbewaarder en zijn huis komt tot geloof. En de anderen? Dat staat nog open. Tot zover toont dit verhaal ons Gods gang van zaken dat machtigen worden ontmaskerd en de nederigen verhoogd, aan gevangenen loslating wordt verkondigd, aan blinden het gezicht en verbrokenen worden heengezonden in vrijheid. Als dat geen Pasen is…
Aart C. Veldhuizen, Sneek, november 2006.