In deze column wil ik iets vertellen over familiesystemen. Het is iets waar ik vaak mee werk in mijn begeleidingspraktijk uiterAart .
Het gaat over kind zijn. Kind zijn is altijd wel een dingetje. En je blijft het je hele leven. Zelfs als je ouders gestorven zijn spelen ze op de achtergrond nog altijd een rol in je leven, in de keuzes die je maakt en in de dingen die je wel of niet doet. Het kan zijn dat je het gedrag van je ouders gewoon kopieert. Je vult dan je leven precies in zoals je ouders dat ook deden, inclusief de waarden die zij je meegegeven hebben. Het kan ook zijn dat je je juist afzet tegen je ouders en dat je ervoor kiest om heel bewust op een andere manier te leven. Zowel als je je afzet tegen je ouders als wanneer je het gedrag van je ouders gewoon kopieert, is er sprake van onbalans. Er is namelijk nog een stap nodig om echt een eigen ‘zelf’ te worden. Meestal lukt dat je zelf. Soms heb je er hulp bij nodig.
Als ik met mijn broer en zussen praat over onze gezamenlijke ouders, blijkt dat we alle vier verschillende ouders hebben gehad. Dat geldt ook voor de drie kinderen van mijn vrouw en mij: voor de oudste waren we vooral streng, omdat wij vonden dat hij dat nodig had, voor de middelste waren we meer een soort coach en we over de jongste dachten we altijd dat zij zichzelf wel kon redden. Kinderen uit hetzelfde gezin hebben dus altijd verschillende ouders. Iedereen heeft namelijk andere dingen in de jeugdjaren ervaren. Mijn ouders brachten mij gevoel voor humor en muziek bij, en het belang om als mens van betekenis voor anderen te zijn naast een sterk verantwoordelijkheidsgevoel. Daar ben ik hen dankbaar voor, al weegt dat verantwoordelijkheidsgevoel wel eens zwaar. Maar je hebt natuurlijk ook dingen meegekregen waar je niet blij mee bent. Zo heb ik het oordeel van mijn ouders zwaar gevoeld over manieren van geloven die in hun ogen deugden en manieren van geloven die volgens hen niet deugden. Ik merkte jaren geleden dat dat me belemmerde, omdat ik bedacht dat ikzelf iemand geworden was die geloofde op een manier die in hun ogen niet deugde. Het gevolg was dat ik me in de kerk in mijn preken telkens stevig afzette tegen de manier waarop mijn ouders geloofden. Daar werden die preken natuurlijk niet beter van. Gesprekken daarover hebben de lucht geklaard en heb ik evenwicht gevonden. In de loop van de jaren daarna is onze band hecht geworden, hoe verschillend we ook zijn. Onlangs namen we tot wederzijds genoegen voor de zoveelste keer mee voor een weekje vakantie.
Het is fijn als het lukt om met je ouders in gesprek te gaan. Dat is spannend. Maar er is wel een mooie manier voor. Je kunt je ouders namelijk gewoon vragen naar de manier waarop zij zijn opgevoed, want zij waren (en blijven!) ook kind. “Heit, mem, wat heb jij eigenlijk fijn gevonden aan de manier waarop je bent opgevoed? En wat heb jij daar moeilijk aan gevonden?” Vaak leidt dat tot prachtige gesprekken en natuurlijk krijg jij de vraag dan ook terug: “En hoe heb jijzèlf eigenlijk de opvoeding ervaren die wij jou hebben geven?” Wie ruimte krijgt om hierover met ouders in gesprek te raken, om te vertellen wat je fijn vond en wat je lastig vond, zal merken dat je zekerder wordt en dat je ruimte krijgt om eigen wegen te gaan. En dat de band met je ouders er nog veel beter van wordt!
Wil je hier meer over weten? Neem dan gerust contact met me op!
(Column gepubliceerd in Dorpsblad Langweer, mei 2022.)