Elia is ten einde raad

19 februari 2023, live op televisie van Omrop Fryslân. 

Lezing: 1 Koningen 19

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Elia is er ook vanmorgen. Buiten op het kerkplein zag ik zijn vurige wagen geparkeerd staan en zag ik hem meteen toen ik binnenkwam. Hij lijkt op de foto die op de omslag van de orde van dienst staat, al is hij niet meer zo uitgemergeld als toen.

“Dat klopt”, zei Elia. “Die foto is genomen toen ik in de woestijn liep. Toen was ik er heel anders aan toe. Ten einde raad.”

“Ik ken het verhaal”, zei ik, “er was een bode bij je gekomen. Bode kan ook engel betekenen. Maar dit was geen engel, dit was een boodschapper van Izebel, van die vreselijke koningin. Ze wilde je laten doden. En jij vluchtte.”

“Ja”, zei Elia, “Ik zag het niet meer zitten. Ik dacht steeds maar dat ik er net zo goed niet had kunnen zijn.”

U kijkt er misschien wat vreemd van op dat Elia hier in de kerk zit, maar elke zondag zitten de figuren uit de Bijbel in de kerk en zitten ze thuis de dienst te volgen. Dat komt omdat die Bijbelverhalen altijd over hier en nu gaan. Altijd over ons. We komen in al die verhalen zelf voor. Misschien bent u ook wel zo’n Elia en vraag je je ook af of het wel uitmaakt wat je doet. Is dit nou waar ik voor leef?
Zo ook Elia. Hij zegt: “Ik wilde dood. Dat klinkt hard, maar ik wil het niet mooier voordoen dan het was. Ik had al het mogelijke gedaan om Baäl te bestrijden, die god van hebben en houden, die mammon, van ‘ik heb niks met een ander te maken’. Ik zag het tot mijn roeping om dat Baälgedoe een halt toe te roepen. Maar het lukte niet. De mensen vielen steeds weer terug. En daarom wilde ik dood. En ik déed ook dood. Ik ging de woestijn in, liet mijn knecht daar achter, en legde me een dagdeel verderop in mijn eentje neer onder een bremstruik, als Hagar ooit, die Abraham een kind gaf. ‘HEER, het is genoeg geweest. Neem mij maar weg. Wat ik doe en wie ik ben doet er niet toe. Ik ben niet tot meer in staat dan die er voor mij waren. Niet tot meer in staat dan die voor me waren.’
Daar zit ook iets van ijdelheid in. Heb jij dat ook?”

Oei, nu moet ík iets zeggen. Ja, zulke vragen ken ik ook. Ook in mijn werk in de kerk. Ik houd van de kerk, ik heb het er naar mijn zin en we hebben het goed met elkaar, maar het is wel een kerk die krimpt en ik weet eerlijk gezegd niet of Kerk Langweer over 10 jaar nog bestaat. Geregeld zeg ik stoer ik dat ik daar niet mee zit, maar soms is dat té stoer. Soms hoop ik even dat ik de boel kan veranderen,  dat ik het tij kan keren. Dat het ons ook in Langweer lukt om niet meer zo ons eigenbelang voorop te stellen. Maar – ik durf het haast niet toe te geven – soms hoop ik stiekem ook dat veel mensen dan tegen elkaar zullen zeggen dat die Aart Veldhuizen een verhipt goede dominee is…….

Hebt u daar ook wat van, dat je graag bijzonder wordt gevonden? Succesvol? Op Facebook en zo zet je wellicht regelmatig succesverhalen en je mooiste en gelukkigste foto’s. Wat goed gaat en waar je gelukkig bent, deel je graag. Maar donkere momenten, perioden dat je depressief bentdat je een hekel hebt aan alles en iedereen en teleurgesteld bent in jezelf, zet ik nooit op Facebook. En zo zie je tijdens het swipen alleen maar gelukkige mensen en denken anderen dat ze een uitzondering zijn als ze zich niet blij voelen. Zo jutten we elkaar op.

Elia trekt zich terug, weg van iedereen. Wat zou hem helpen? Hoe kun je er voor hem zijn?

Het eerste dat ik u vanmorgen mee wil geven is wat je kunt doen voor mensen die somber zijn. Vaak wil je troosten en dat mag natuurlijk bestals je het maar niet met woorden doet. Vaak doen we dat wel, een woord of een zinnetje zeggen waardoor we denken dat dan de ander niet meer somber hoeft te zijn. Jaja. Een woordje dat de ander wel even uit de put trekt. Jaja. In werkelijkheid keur je dan de somberte van de ander af en laat je de ander buiten in de kou staan. Als kerkmensen verpakken we onze goedkope troostwoordjes graag in vrome woorden. Die zijn nog erger. Weet maar dat de HEER je herder is. Stel je vertrouwen op God. Of: je moet maar veel bidden. Of: je mag niet dood willen en ook niet boos op God zijn. Gek toch dat we dat zo snel doen, terwijl nota bene Jezus zelf roept aan het kruis ‘mijn God, mijn God, waarom heb je mij verlaten!’ Soms denk ik dat een dominee als ik op een zwak moment juist toen tegen Jezus zou hebben gezegd dat hij aan dat kruis niet mag zeggen dat God hem verlaat, omdat God toch zeker nooit mensen verlaat!
Troostwoorden helpen dus niet. Die stoten af. Het helpt wel als je bereid bent naast de ander in de put te gaan zitten. Want in de stilte, in de diepte, aan het kruis, in het samen uithouden bij het geen antwoord weten, daar is God.

Terwijl Elia daar onder die struik ligt, komt er een tweede boodschapper, nu niet van die vreselijke koningin Izebel die hem wilde laten doden, maar een boodschapper die iets heeft van een engel. De boodschapper raakt je aan. Hij zegt: “Sta op en eet wat.”

Elia zegt niks terug. Je staat ook niet op, dat kun je blijkbaar niet. De boodschapper zegt er niks van. Elia ziet dat de bode een brood en een kruik water heeft neergezet. Je eet en drinkt en gaat weer liggen, wachtend op het einde.

Dat is troosten. Nabij zijn, je mond houden en wachten. Troosten is geduldig wachten tot de ander zélf met woorden komt. Daar heb je geduld voor nodig. En een verhipte hoeveelheid geloof dat God in die ander aan het werk is. Onlangs lukte me dat en ik vertel dat bij wijze van voorbeeld om te laten zien hoe dat dan werkt. Ik was bij een vrouw die te horen had gekregen dat ze niet lang meer te leven had. Ze was bang. Haar dochter vertelde dat ze steeds zei dat ze bang was om dood te gaan, bang voor wat er daarna zou komen. Het oordeel. Zou de hemel er wel voor haar zijn? Zou ze daar wel binnengelaten worden? De vrouw was te moe om te praten en ik stelde haar dochter een paar vragen, terwijl de vrouw luisterde. De dochter vertelde over de moeilijke tijd die haar moeder met haar had doorgemaakt en hoe geweldig haar moeder er voor haar was. En toen zei de vrouw, die zo bang was dat ze na haar dood zou worden afgewezen, opeens zomaar: “Jezus zal mij heus niet buiten in de kou laten staan.”
Zomaar opeens was dat weten in haar gegroeid. Als ik dat tegen haar gezegd had, dan was dat te vroeg uitgesproken, en had ze gezegd: ‘zou het echt?’ Maar nu kwam ze er zelf mee, was ze er zeker van. Het was bevrijdend. Bij de deur zei ik tegen de dochter: “zegt dat maar tegen je moeder als ze weer zo bang is, haar eigen woorden: ‘Ma, Jezus zal je heus niet buiten in de kou laten staan’.”

Elia ligt nog altijd. Hij wil niet opstaan. Hij kan het niet meer. Het is je te veel geworden. En dan komt er weer een boodschapper. Net zo’n engel als die van daarnet. Hij raakt je aan en dat geeft kracht. Hij zegt tegen je: “sta op en eet wat, anders is de reis te zwaar voor je”. Opeens kan Elia opstaan, hij eet en drinkt en gaat op weg, 40 dagen en nachtennaar de berg van God. Daar verscheen ooit de Eeuwige aan Mozes, maar Elia kruipt in een grot, nog altijd even somber.

Er klinkt een stem: “Wat doe je hier, Elia?”
Elia antwoordt met een volzin die hij uit zijn hoofd had geleerd om te zeggen als iemand hem iets zou vragen en die hij straks nog een keer uitspreekt:“Ik heb me volledig ingezet voor de HEER, maar de Israëlieten hebben uw verbond met hen naast zich neergelegd, uw altaren verwoest en uw profeten gedood. Ik ben als enige overgebleven en nu hebben ze het ook op mijn leven voorzien.”
De stem geeft geen antwoord. Geen troostwoordjes. De stem zegt alleen maar: “kom naar buiten en treed hier op de berg voor Mij aan.”

Als je buiten staat, zegt de stem: “wat doe je hier, Elia?”

Wat doe je hier?
Mensenkind, wat doe je hier, bij deze tsjerketsjinst, wat doe je hier?

Ik?
Schuilen, ja dat zeker, om al die narigheid die er gebeurt in de wereld. En inspiratie opdoen. Daarvoor kom ik in de kerk.

Er komt een windvlaag, een aardbeving en vuur, maar in die windvlaag, in de aardbeving en in het vuur is God niet. God is wel in het suizen van een zachte stilte, in de stilte na de storm. Daar waar ruimte is voor mensen om te huilen en te schuilen, daar is God. Hier. Nu.

Elia krijgt drie opdrachten, waarvan hij er maar eentje zal doen, want ook als je weer verder kunt lukt niet zomaar alles. Daarna zegt God: “Ik zal in Israël 7000 mensen overlaten die niet voor Baäl hebben geknield en hem niet hebben gekust.”

Je dacht dat je alleen was, maar dat ben je niet. Er zijn er nog 7000 die de weg willen gaan van God liefhebben boven alles en je naaste als je zelf.

Ik hoop dat je twee dingen meeneemt. Het eerste is dit: dat de diepte, het verdriet en de depressie van de ander er helemaal mag zijn, en dat het helpt als jij durft wachten om het in de diepte bij de ander uit te houden. Dan ben je een engel voor die ander.

Het tweede dat ik hoop, is dat je moed houdt. Dat je niet denkt dat het niks meer wordt met deze wereld, met jou en met de ander, maar dat je durft te vertrouwen dat er toekomst is. Ja, ik geef toe: dat is in een wereld waar veel mis gaat een rare boodschap. Zeker. Geloven in God is dwaas. Het is dwaas dat we in de kerk zeggen dat de wereld niet naar de Filistijnen gaat omdat deze wereld Gods wereld is, en omdat de mensen om ons heen Gods mensen zijn. Dwaas ja. U en ik, je buurman, je dorpsgenoten, en die mensen die je helemaal niet mag, dat zijn Gods mensen. Vanwege dat dwaze geloof kom ik in de kerk. Ik wil blijven geloven in mensen omdat God vroeg of laat ook werkt in hennet als in mij. Zeker, het is dwaas. Noem het gerust een afwijking, of naïef, maar liever dwaas, dan zonder hoop.

Als Elia of Achab of als wie dan ook mag je je aan die dwaasheid toevertrouwen en je je herinneren, dat niet het noodlot en niet de narigheid en zelfs niet de dood van jou of je geliefde het laatste woord heeft, maar die Ene die met je meegaat de diepte door en die je heus niet buiten in de kou laat staan.

Hij niet.

Zo mag het zijn.

Amen.