Samen.
Voor de eerste keer gaan we samen op fietsvakantie. Selma beschikt ruim een jaar over een uitstekende, lichte en snelle vakantiefiets en ze wil graag ervaren hoe het is om op de fiets op vakantie te zijn. Afgezien van een paar tweedaagses zijn we nog niet eerder langdurig samen op fietsvakantie geweest. We zijn benieuwd en nieuwsgierig hoe we dat zullen vinden. Van trainen is ook niet veel gekomen, daarvoor worden we te veel opgeslokt door werk en gezin. Aan elkaar gewend zijn we echter al heel behoorlijk na 28 jaar en 14 dagen getrouwd te zijn. En conditie krijgen we onderweg vanzelf.
Reisplan.
Op donderdag 14 juli brengen we eerst onze dochter Annemarie naar Utrecht, waar ze per bus vertrekt naar vliegveld Zaveltem voor een drie weekse reis naar Malawi. Ze gaat daar met zeven anderen uit Sneek een project van World Servant doen en we willen weer terug zijn als zij op 5 augustus weer terugkomt.
Als we Annemarie uitgezwaaid hebben, rijden we naar de buurt van Millingen aan de Rijn. Daar zetten de jongens ons met fiets, bagage en al uit de auto en fietsen we naar het eerste (al geboekte!) overnachtingadres in Millingen. Daar beginnen we aan de Limesroute, een route langs voormalige Romeinse grenzen die uiteindelijk eindigt in de Zwarte Zee. Zo ver komen wij trouwens niet, het zal waarschijnlijk Regensburg, Passau of maximaal Wenen worden. De jongens halen ons daar weer met de auto op.
Grensroute.
De route loopt dus langs de voormalige Romeinse grens. Daar is onderweg erg veel van te zien en de route leidt ons door veel zeer oude steden. Romeinen mogen dan rare jongens zijn (“rare jongens, die Romeinen”), maar die grens hadden ze handig langs rivieren gelegd. Dat scheelt een hoop muren bouwen. Eerst volgen we de Rijn, later de Main en uiteindelijk de Donau. De route is niet bewegwijzerd, maar wel in boekjes helemaal beschreven. Daarnaast is hij ingesteld op mijn mobiele telefoon die als fietsTomTom aan mijn stuur bevestigd is.
Grenzen.
We nemen dus onze paspoorten mee, al zullen we nergens controleerd worden omdat we geen donkere, maar een lichtroze huidskleur hebben.
Ik geloof in een wereld zonder grenzen, maar ik ben bang dat dit in deze tijd van euroscepticisme en nationalisme niet door iedereen gedeeld wordt. Ik ben Europeaan, wereldburger. Ik voel niet voor het bouwen van muren, hekken en slagbomen, heb vanwege nationalistische onderbuikgevoelens moeite met vlagvertoon en volksliederen en ben voorstander van samenwerken en het sluiten van compromissen om iedereen binnenboord te houden. Als dat slap gevonden wordt, draag ik dat graag krachtig uit. Grenzen worden opgericht waar mensen zich niets willen aantrekken van mensen aan de andere kant van zo’n hekwerk. Uiteindelijk leidt dat telkens tot kleine en grote conflicten.
Dat we toch de grenzen kunnen volgen, is omdat er allang samengewerkt wordt om internationale fietsroutes te ontwikkelen. Daardoor kunnen we veel cultuur zien, ontzettend veel oude resten van de Romeinse tijd en oude stadskernen kruisen ons pad en daar houden we erg van. Bovendien is de route vrijwel vlak, omdat hij de rivierdalen volgt en een vlak parcours is natuurlijk ook heel fijn!
Hoog water.
Het water staat deze weken echter hoog. Daardoor is mogelijk niet de gehele route befietsbaar. Misschien moeten we een paar stukken omrijden en dan alsnog de heuvels in. Het kan zelfs zijn dat we af en toe een stuk per trein moeten afleggen. We zullen wel zien. In dat geval komen we dus wat verder op de route uit, al zal Boedapest te ver zijn.
We hebben lang zitten wikken en wegen of we vanwege het hoge water misschien toch voor een andere bestemming zullen kiezen, maar we hebben besloten om toch gewoon op weg te gaan en te zien wat dat ons brengt. Gezien het wat rustiger weer en de goede vooruitzichten denk ik dat het mee gaat vallen.
Planning.
We kiezen voor luxe en overnachten deze reis in Pensions, Zimmer frei en Jugendherbergen. Verder fietsen we slechts zo’n 50 km per dag, omdat we onderweg veel bekijken willen. En het is natuurlijk ook gezellig om onderweg samen steeds een terrasje te pakken. We willen niet jakken maar echt genieten en ervaren hoe het is om samen op fietsvakantie te zijn. Wie weet smaakt het naar meer en kiezen we volgend jaar weer een fietsbestemmng. En zo niet, dan doen we volgend jaar gewoon weer wat anders samen.
Iedereen kan op deze pagina onze reiservaringen lezen. Thuisblijvers wensen we mooi weer. Dan hebben wij het ook!
Inpakken: Woensdagavond 13 juli.
De afgelopen dagen stonden in het kader van het afronden van de werkzaamheden op ons werk en tegelijkertijd het weinige dat we op de fiets mee kunnen nemen verzamelen en zo praktisch mogelijk in onze fietstasjes stoppen. We hebben elk twee achtertassen en een stuurtas, daarnaast heb ik ook nog twee tasjes aan het voorwiel hangen. Op een rol wcpapier na zit alles er volgens ons in. Selma’s tassen heb ik nog niet gewogen, die zullen een kilo of 12 zijn wegen. Mijn vijf tassen zijn bij elkaar net iets meer dan 20 kilo. Dat is minder dan bij mijn fietsreis naar Assisi. Toen moest er ook een tent, slaapmat, slaapzak en kookgerei mee. Dat blijft dit jaar allemaal in Sneek achter. Op de beide bagadragers heb ik een netje bevestigd waaronder nu alleen bij elk een regenpak zit. We hopen dat niet nodig te hebben.
We zitten met een vreemd gevoel naast elkaar in de kamer. Annemarie vertrekt morgen voor een ontwikkelingsproject naar Malawi. Ook zij heeft alles ingepakt voor een bijzonder avontuur. We zien nu al uit naar het terugzien en haar verhalen.
Op Facebook heb ik zojuist gepost dat ieder die dat leuk vindt ons via dit verslag volgen kan. Niemand hoeft dat natuurlijk te doen, maar voor mensen die aan huis gebonden zijn en door omstandigheden niet van huis kunnen, is het wellicht leuk om zo als het ware achterop de fiets te springen en mee te rijden. En het prettige is dat dit voor ons niet eens zwaarder fietst, dus spring gerust achterop! De banden zijn opgepompt: voor 3,5 bar en achter maar liefst 4 bar zit er in onze dikke ballonbanden. Selma’s banden zijn vrijwel nieuw, die van mij hebben al 7054 km afgelegd, zo zag ik daarnet. Maar ze zijn nog prima volgens mij. Voor de zekerheid heb ik voor elk een nieuwe binnenband bij me en voor mijn fiets zelfs een nieuwe buitenband. Natuurlijk zijn er onderweg ook fietsenmakers, maar zo we kunnen onszelf ook redden als zo’n fietsenmaker niet in de buurt is.
Daarnet heb ik ook nog even een klimplant gesnoeid die voor het raam begon te woekeren. Het snoeien ging nogal heftig, want als ik dan een keer in de tuin werk, geef ik die tuin er altijd flink van langs. Er is bijna alleen nog maar een stam over. Nu maar wachten of en hoe hij het overleeft.
Mijn ogen prikken inmiddels, de slaap komt er aan. Het wordt tijd om de Witte Lakenstraat op te gaan zoeken. O ja, die ene rol wcpapier moet eerst nog de tas in. Niet vergeten.
Tot morgen!
Vreemd: donderdag 14 juli.
Sneek – Utrecht – Ooij – Bed & Breakfast Onder de Pannen, Millingen. Veel autokilometers, 10,4 km gefietst.
Een vreemde dag vandaag, een dag zoals je niet vaak meemaakt. Het begon rustig. Tien over half acht worden we pas wakker in ons eigen bed, de komende weken zullen we elke dag in een ander bed slapen. Iedereen is bezig met de eigen dingen. Annemarie pakt de laatste dingen in voor haar reis naar Malawi, Selma verricht nog wat huishoudelijke dingen en ik pak alle tasjes in en monteer de fietsdrager op de auto. Ondertussen studeert Henk een voor hem nieuw 17e eeuws orgelwerk in. Kwart over 11 vertrekken we met de auto richting Utrecht. Bij de tweede rotonde vraagt Selma of we de fietshelmen ook bij ons hebben. Ik ontken, denk dat het niet nodig zal zijn. Onder het mom van ‘je kunt nooit weten’ ren ik nog een keer het huis in om de twee fietshelmen ook mee te nemen. We zullen gaan zien of we ze nodig hebben.
Om een uur komen we in Utrecht aan. Daar zijn ook de 38 andere Malawi-gangers met hun partners en familieleden. NIck duikt later ook op. Er volgt een emotioneel moment als we afscheid nemen van elkaar: onze 18-jarige dochter die naar Ethiopie vliegt, daarna met Ethiopie-airlines naar Malawi en dan nog vijf uur met een bus door de rimboe naar de plek waar ze drie weken ontwikkelingswerk gaat doen. We zingen een zegenlied met daarin het verlangen elkaar weer te mogen ontmoeten en daarna vertrekt de bus. Dan dringt tot ons door dat ook wij nu opeens vakantie hebben.
Henk loopt ons voor naar de auto en rijdt ons veilig naar Ooij achter Nijmegen. Daar, net boven Ooij ligt hotel/restaurant Oortjeshekken. Vanwege het prachtige weer – het regent namelijk net niet – nuttigen we huiverend buiten onze eerst appeltaart met dit keer ook wat drinken er bij. Omdat het niet de laatste Apfeltorte zal zijn, is het misschien een mooi idee om de komende weken een vergelijkend waren-onderzoek te doen. Omroep MAX mag ons daarvoor bellen. Hier de uitslag van de eerste keuring: de taart ziet er lekker regionaal uit, met zo’n kaneelkleurige gloed. Helaas valt hij wat droog uit. Een 6,5 levert het voor de Oortjeshekkenappeltaart op, wat overigens wel een prachtige tent is met een leuke Volkskrant-achtige sfeer. Met die 6,5 staan ze momenteel eerste, maar ook laatste op lijst. Daarna worden de fietsen opgetuigd, klinkt het startschot en vertrekken we onder het STARTdoek door.
De route is prachtig. Rechts van ons is een polder met kleine dorpjes. Rechts kronkelt de machtige Waal, die verderop de Rijn zal gaan heten. Zwaarbeladen Rijnaken zwoegen tegen de zware stroom in. Je snapt niet dat ze niet gaan fietsen, want wij gaan veel harder. Het windje in de rug komt ons goed uit. En het blijft droog. Na een klein uur rijden we Millingen aan de Rijn binnen. Net voorbij het centrum van het dorp vinden we Bed & Breakfast Onder de Pannen. Het is gevestigd in het voormalige schoolbovenmeesterhuis van de katholieke jongensschool die in 1978 afbrandde. We hebben de voorkamer in bezit genomen en ontvangen een goed glas wijn naar keuze van de hartelijke eigenares.
We vonden dit adres omdat we lid zijn van Vrienden op de Fiets. Dat is een vereniging waarbij je op zo’n 3000 plekken in Nederland en de omligende landen bij particulieren kunt overnachten voor nog geen 20 euro per persoon. De fietsen staan veilig in de schuur, de helmen ongebruikt nog achterop.
Binnen zien we de gele trui drager de Mont Ventoux oprennen. Ga toch fietsen man! Daarna lopen we naar het centrum waar diverse eettentjes zijn. We gebruiken een eenvoudige doch voedzame maaltijd, kopen daarna nog een paar tijdschriften en twee pakjes thee bij de plaatselijke supermarkt en keren dan B&Bwaarts. Morgen is het nog anderhalve kilometer naar de Duitse grens en gaat de rit naar Xanten. Bis Morgen!
Vakantiemodus: vrijdag 15 juli.
Millingen a.d. Rijn – Birten, 57 km gefietst.
Net weg uit de roes van het dagelijks leven valt het nog niet mee om meteen in de vakantiemodus te komen. Ook al hebben we slaap en slapen we al vroeg, worden we rond half twee beiden wakker. Bij het licht van de ipad stommel ik de gang op om heelhuids de weg naar het toilet te vinden. Daar eenmaal gezeten zie ik de melding van de gruwelijke aanslag in Nice. In een klap ben ik klaarwakker. Teruggekomen zetten we de televisie aan waar we gek worden van de herhalingen. We snuffelen internet af om meer te weten te komen en merken dat het televisienieuws als gebruikelijk alweer oud nieuws is. Van Mettelina komt via facebook om half drie ’s nachts een bericht binnen dat haar dochter Carlijn, een goede vriendin van onze Annemarie, die avond juist veilig is teruggekeerd uit Nice.
De slaap wil niet meer vallen. We zien dat Annemarie niet vanuit Zaveltem naar Addis Abeba vliegt, maar vanaf Charles de Gaulles in Parijs. Wat een bizarre nacht is dit, waar we hier in een statige voorkamer van een tot Bed & Breakfast omgebouwd voormalige bovenmeesterwoning klaarwakker in het holst van de nacht het grote en het kleine wereldnieuws volgen. Van veel bijzondere momenten weet je later nog waar je bent toen je er van hoorde en dit zal ook ons bijblijven. Toch schokt deze aanslag me minder dan de eerdere aanslagen in Parijs en Brussel, terwijl er toch veel meer slachtoffers vallen. Is het omdat Nice verder weg is? Raken we er aan gewend? Ik hoop het niet, aan zoiets moeten we nooit willen wennen. Of is het toch iets als de vakantiemodus en het kleine eigen avontuur dat ons lokt? In dat geval is er dus nog een reden om op vakantie te gaan: even helemaal weg van alles wat er gebeurt. Maar ja, dan moet ik wel mijn ipad thuislaten voortaan en kan ik geen verslagen online zetten. Wat maken we het onszelf toch ongemakkelijk….
Als we de volgende morgen pas ver na zeven uur wakker worden, is de stemming wat meliger. Telkens wordt het interview met hetzelfde meisje vanuit een hotel aan de boulevard van Nice herhaald zodat we haar telkens horen vertellen dat ze niet wist waar ze met haar drankje heen moest. Selma betrapt me er op dat ik daar grappen over zit te maken. Inderdaad, dat is ongepast. Hoewel: humor is ook een vorm van het leed voor even van je af houden. Of om het met de Risus Paschalis (de traditie van de Paasgrap) te zeggen: de dood uit te lachen. Het is wel dezelfde bedenkelijke journalistiek van de laatste jaren: dezelfde items worden eindeloos herhaald via dezelfde reportages. Blijkbaar is er niet genoeg geld voor het verzamelen van meer journalistieke informatie.
Om half negen zitten we aan een feestelijk en uitgebreid ontbijt. Er blijken nog vier fietsers in huis te zijn: een echtpaar uit Rockanje en een echtpaar uit Hellevoetssluis. Een van de mannen is met een sleutelbeenbreuk onderweg en zit daarom achterop een tandem. Ze maken een rondje Nederland en keren vandaag zuidwestelijk richting Tiel. We wisselen het laatste nieuws uit over de aanslagen in Nice. Een van de mannen werkt als docent Groen op een VMBO en is gepassioneerd met zijn vak bezig. De vragen die Selma hem stellen ontroeren hem. Mooi om elkaar zo in korte tijd voor even te leren kennen.
Vanwege de bijzondere gesprekken vertrekken we pas om kwart voor tien. Daar gaan onze voornemens om vroeg op de fiets te zitten. Bij de Marskramer koopt Selma twee bekers. Ik heb immers een thermobidon waarin ik hete thee heb gedaan. Even later staan we op het fietspad dat hier over de Waaldijk loopt. De grens met Duitsland is een wildrooster. Mensen kunnen zomaar de grens oversteken, maar voor dieren is dat niet mogelijk. Dat lijkt me item voor de Partij voor de Dieren. De Waaldijk heet vanaf hier Rijndijk, omdat wij Hollanders zo raar zijn om de Rijn in Holland Waal en verderop Lek of Noord en in Rotterdam zelfs Maas te noemen. Rare jongens die Hollanders. Je zou maar aardrijkskundeleraar zijn. Hoe leg je kinderen uit dat diezelfde rivier om de 20 km in Nederland van nam verandert? Mogelijk heb je daar een geschiedenisleraar voor nodig.
Het landschap is prachtig en het weer is goed. We fietsen gewoon in korte broek en wielrenshirt, waar Selma nog een hemd en wat anders onder draagt. En zo rijden we spoedig Kleve binnen. Eigenwijs als we zijn laten we de route voor wat die is om wat meer richting het centrum te rijden. Zo’n centrum rijd je echter makkelijker in dan weer uit, eenvoudig omdat je het spoor maar op een paar plaatsen kunt oversteken. Ik bespaar de details omdat ik die niet meer weet, maar het is een hele toer geworden om weer op de oorspronkelijke route terug te keren. Tijdens die omzwervingen zien we opeens achter ons hoe mooi het Centrum van Kleve, dat we dus ook nog niet eens getroffen hebben, in werkelijkheid moet zijn. Een paar kerken en andere prachtige gebouwen staan mooi in het gelid op de kam van een heuvel. Natuurlijk worden er een paar foto’s gemaakt, die later hier worden ingevoegd.
Van Kleve gaat het naar Kalkar. De weg is wat saai hier: allemaal landbouwweggetjes door maisvelden langs stilstaande boerenhoeven. De Rijn zien we niet, de route gaat licht glooiend binnendoor. Als we Kalkar binnen rijden, worden we getroffen dor de schoonheid van het Centrum. Bij een bakkerij lunchen we een broodje gezond of een pizzastuk waarbij we binnen zijn gaan zitten. Als de zon achter de wolken is, is het als je stil zit toch net te fris in je korte broek en shirt met korte mouwen. Het valt ons voor de zoveelste keer op dat de prijs-kwaliteitverhouding in Duitsland beter is dan bij ons.
Van Kalkar gaat de weg naar Xanten. De Rijn is nog altijd ver weg. Het tempo wordt opgevoerd en na enige tijd zoeven we over een fietspad dat op een voormalige spoorlijn is aangelegd naar Xanten. Als links het grote Romeinse opgravingencomplex opduikt, dat we al kennen van foto’s besluiten we dat toch maar links te laten liggen, ook omdat we gezien hebben dat de overnachting die we geboekt hebben nog een kilometer of vijf voorbij Xanten ligt.
in het centrum van Xanten genieten we van de prachtige oude toegangspoort, de 12e eeuwse Dom met prachtige kloostergang, van mooie gevels en een lekker ijsje. Verder komen we op het idee om een kaart van Duitsland te kopen om zo op de grote kaart onze vorderingen te kunnen volgen.
Na een uur trekken we weer verder naar het adres dat we geboekt hebben via Vrienden op de fiets. We komen weer op de Reindeich uit en zien waarom de fietsroute daar niet langs loopt: de Rijndijk is hier een zeer drukke provinciale weg, waar wel een fietspad langs loopt, maar waar fietsen niet echt gezellig is.
Dan staan we opeens voor ‘Op de Schanz 34’, een pand dat er uit ziet als een kruising tussen een interessant gebouw en een bouwval. Een jonge man staat ons te woord en zijn vriendin blijkt er ook te zijn. We worden geleid door een andere slaapkamer heen naar een tweepersoonsslaapkamer waar het muf ruikt en het nodige ongedierte in de vorm van spinnen huist. Maar ach, de kamer is groot genoeg, voor die spinnen is ook wel een slaapplekje. Het blijkt het voormalige stationsgebouw te zijn dat 102 jaar oud is. Omdat het boemeltreintje hier niet meer stopt, is geprobeerd het tot woonhuis te verbouwen. Het is een rommeltje, maar prima voor ons: er staat een bed en we kunnen er douchen en toiletteren in een ruimte die niet op slot kan. We zullen vast prima slapen. We wassen onze fietskleren onder de douche terwijl de jongeman en diens vriendin hoorbaar ruzie maken in het voorhuis. Ik hang de fietskleren achter in de immense tuin aan de waslijn. Als de boel niet droog is, droogt het morgen wel op de fiets.
Omstreeks 17:00 uur beklimmen we opnieuw onze fietsen voor een ritje naar een restaurant. De jongen duidt ons de route aan. Het gaat via een bonkig onverhard weggetje en het restaurant blijkt een kleine pizzahut op een verlaten industrieterrein te zijn. Selma neemt het ultieme wielrennersmenu: spaggettig bolognese en ik een pizza met spinazie en knoflook. Het smaakt verrassend goed, al is Orangensaft (en laat staan verse jus d’ orange) en Icetea hier niet te krijgen. We zitten er een uur en nemen van alles voor 21 euro.
Aangekomen bij ons onderkomen gaan we heerlijk in de tuin zitten. Selma doet haar ogen dicht om dieper na te kunnen denken en ik pruts wat met de routenavigatie op mijn mobiel. Het is al na achten als we pas naar binnen gaan. De vakantierust is over ons gekomen. Niets hoeft meer, geen doel, enkel het zijn is genoeg.
Weltrusten!
Gehorsam: zaterdag 16 juli.
Birten – Krefeld Uerdingen, 54 km.
Na een goede nacht staat om half negen het ontbijt voor ons klaar in de sfeervolle keuken/woonkamer. We laten het ons lekker smaken en smeren een paar broodjes als lunchpakket. Gehoorzaam als we zijn besluiten we het geld met de sleutel op de eettafel te leggen, want de jongeman des huizes laat zich niet zien. Als ik later toch het huis nog een keer inloop, klinkt er boven muziek. Na 15 keer roepen komt de jongeman naar beneden en nemen we afscheid van elkaar. Einddoel voor vandaag wordt Hotel/Pension zur Brucke in Uerdingen. Dat ligt onder Duisburg in het Rurhgebiet.
Opnieuw valt ons op hoe ontzettend netjes Duitsers rijden. Als ze je van ver aan zien komen fietsen, maken ze alle ruimte en er ontstaat totaal geen ergenis als je aarzelt of net voor hen afslaat. De route is mooi, gaat wat op en af en binnendoor. We gaan hard. Selma heeft goede benen en ik moet pezen om haar bij te houden. Ze krijgt de schik van het op fietsvakantie zijn echt te pakken. Vooral bergop houd ik haar niet bij. Het weer is drukkend, benauwd en zwaarbewolkt met een maximum van 21 graden. De zon laat zich niet zien. De eerste stop is in een onooglijk straatje voor een grote drogisterij waar we wat inkopen doen. In Baerl, niet met -e Nassau, rijden we tegen een Backerei aan voor een kop koffie/thee met wat er bij. Selma geniet van Aardbeiengebak en ik van een Rabarbertorte om de vitamine C weer aan te vullen, die we vervolgens laten onderdompelen in Slagsahne. Het is genieten daar. Thuis gaan we zien hoeveel we afgevallen zijn.
Onder Baerl komen we bij de Rhein uit. We maken opnieuw kennis omdat het al een tijdje geleden is. Lange tijd gaat de route over een fietspad tussen links de Rijn en rechts industrie door in volop groen. Wat een mooie manier om op deze wijze door het Ruhrgebiet te fietsen, al zijn we er nog lang niet. Af en toe gaat de route even het binnenland in, omdat een snelweg moet worden overgestoken. Daarna zoekt de route de Rheindeich weer op.
Op een plek waar we even staan te aarzelen of we goed zitten, komt ons een Duitse man en vrouw voorbij zetten. Even later rijden we achter hen aan. Hij rijdt voorop en rijdt flink door op dit pad waar de stenen er slecht bij liggen. Zij probeert hem te volgen. Rechts en af en toe ook boven ons staan hijskranen en andere industriele apparatuur, maar ons pad loopt gewon rechtdoor. Op enig moment zien we de Duitse man en vrouw met de fiets aan de hand lopen. In de struiken staat een half verroest bord ‘Fahrrader absteigen’. Blijkbaar wordt er doordeweeks hier en daar aan het fietspad gewerkt, vandaag niet, maar Befehl ist Befehl! Wij fietsen gewoon door, zij lopen een heel eind met de fiets aan de hand. Ze kijken ons verbaasd aan, denkend: “Er staat daar toch een bordje dat je moet afstappen?” “Ja, maar niet dat het verboden is om zelf na te denken!” Gehorsam tot het bittere einde lopen ze waarschijnlijk nog steeds, want ik heb nergens een bordje gezien dat ze weer mogen aufsteigen. Dus als je van de zomer in Duitsland op vakantie gaat en je ziet een man met een rood shirt en en vrouw met een helm op met de fietsen aan de hand lopen, dan zijn zij het. Wat typisch toch dat elk volk een heel eigen aard heeft. In het verkeer is het erg prettig dat de Duitsers zo galant zijn en zich precies aan de regels houden, maar hier schiet het door.
Na enige tijd verlaten we de Rhein. De route gaat weer binnendoor. Na een strook industrie zijn het nu woonwijken met grote en kleine stukken groen er tussen. En zo rijden we vroeg op de middag Uerdingen binnen, dat Krefeld-Uerdingen schijnt te heten. Na enig zoeken komen we aan bij het Hotel. De eigenaar doet de deur voor ons open en we checken in. Boven is een Doppelzimmer, de enige van het Hotel. Verder is dit Hotel voor werklui bedoeld, want, aldus de eigenaar: toeristen komen hier niet. En inderdaad, niemand gaat voor zijn lol in het Ruhrgebiet op vakantie. Behalve wij. Want wij gehoorzamen braaf aan de door Clemens Sweerman uitgezette route. De suggestie van mij om een stuk met de trein te gaan en zo het Ruhrgebied snel achter ons te laten wordt door Selma verworpen: anders kom je helemaal nooit in deze steden. Ook morgen rijden we dus door het Ruhrgebiet. Aan het einde van die dag zullen we het meeste wel hebben gehad en gaan we langzaam maar zeker richting Lorelei.
Wie niet slim is, moet sterk zijn: zondag 17 juli.
Krefeld-Uerdingen – Leverkusen, 75 km.
Na een warme nacht ontbijten we in het Hotel. Er blijken tenminste nog twee andere gasten te zijn, verder is het een troosteloze bende. Bij het ontbijt stopt Selma twee bekertjes yoghurt in haar tas en naar later blijkt ook een theelepeltje. Van de Duitse Gehorsamheid heeft ze blijkbaar nog niet genoeg geleerd, maar waar bij Benjamin de beker van de farao in diens bagage gevonden wordt, heeft niemand naar het theelepeltje in Selma’s Gepack gezocht. Argument van Selma: het was er knap duur en straks als we de yoghurtjes eten, ben je me dankbaar. Kijk, daar is niets tegenin te brengen. Net als ze op momenten zegt ergens met de auto te willen keren waar dat niet mag: “Ach, er mag zoveel niet.” Als we vragen om drinkwater voor de bidons – bij de toiletten kwam er bruin water uit de kraan en dat lijkt me niet gezond – wordt ons een gekoelde fles mineraalwater gebracht. Lief, maar naar later zou blijken, zit er ‘Gaz’ in. Ach, je kunt ook niet alles hebben.
Het is even zoeken tot we weer op de route zitten. Gelukkig is de richting gemakkelijk en blijft de Rhein alsmaar ergens aan de linkerhand. Het zoeken kost dus wel wat tijd, maar levert geen extra kilometers op. Nu heb ik voor het eerst tijdens een fietsvakantie navigatie bij me. Op mijn onovertroffen Nokia Lumia heb ik een programma gedownload inclusief de tracks van de te rijden route. Die tracks zijn knooppunten op de route die op mijn mobiel op een kaart worden weergegeven waarbij me exact verteld wordt waar ik ben. Het probleem is echter dat hij tussen die punten meestal alleen de richting aangeeft en niet de exacte route. Het gemak van fietsnavigatie valt me dus nogal tegen, al kan het zijn dat ik de boel steeds verkeerd instel.
Als we de dorpen Nierst, Langst en Kierst langsrijden, komen ons van links zo om de minuut vliegtuigen oversteken vanaf Flughafen Dusseldorf. Selma blijft dan nog wel eens staan om te kijken hoe die grote vogels hemelwaarts vliegen. In de genoemde dorpjes aan onze rechterhand lijken de piloten te wonen en andere leden van de jetset en renteniersverenigingen, zeg maar al die mensen die in een recent artikel in de Correspondent de werkelijke uitkeringstrekkers worden genoemd. Hun huizen zijn geweldig, het ene nog mooier dan het andere. Vaak woont men op de eerste verdieping zodat men over het dijkje heen, waar wij op rijden, op de Rhein uitkijkt. Anderen hebben daar blijkbaar zo’n hekel aan, dat ze een vier meter hoge beuken- of coniferenhaag in de achtertuin hebben gezet. En dat is bijzonder lastig, want nu moeten Selma en ik telkens hoog in die hagen klimmen om toch wat van de huizen te kunnen zien. Dat houdt behoorlijk op.
Maar goed, uiteindelijk duiken we weer onvervalst Ruhrgebiet in: de voorsteden van Neuss. Aart zegt telkens dat hier ergens de Fordfabrieken staan en af en toe laait daardoor de aloude discussie ‘wordt het een Focus of een Fiesta’ weer op. Een halve dag later lezen we in het boekje dat die Fordfabrieken pas morgen door ons worden gepasseerd en we verheugen ons al op de discussie dan. De route is hier bijzonder goed beschreven en dat is maar goed ook, want we gaan dwars tussen de fabrieksterreinen door. Wie gaat daar nou toch voor zijn lol vakantie vieren? Wij!!
En dan rijden we Neuss binnen. Wat een mooie stad! Ik had nog nooit van Neuss gehoord, maar dit is met Trier en Augsburg de oudste stad van Duitsland. De schitterende romaanse kathedraal uit het begin van de 13e eeuw torent met groen koperen daken boven de stad uit. We gaan de kerk binnen en wonen daar het slotgedeelte van de Mis bij. Er wordt geweldig gemusiceerd op een zeer groot romantisch orgel zonder kas dat in meerdere delen hoog in de beide zijbeuken tegenover elkaar staat opgesteld. Als de organist na de Mis een groot orgelwerk van Buxtehude inzet, blijven de meesten zitten om te bidden en te luisteren. Wij ook. Het orgelwerk wordt met een enorme grandeur gebracht, waarbij de organist de vele klankkleuren van het orgel laat horen en gebruik maakt van de geweldige akoestiek. Een werk uit de vroege Barokmuziek op een zeer romantisch orgel van begin twintigste eeuw heet muzikaal niet verantwoord. De organist doet geen moeite om het orgel Barok te laten klinken, maar maakt optimaal gebruik van de donkere ronde klankkleuren van het orgel, inclusief de enorme bassen. Het is een feest om zo te horen musiceren. Na afloop spreken we de organist aan met “Herr Buxtehude” als hij beneden komt. We raken aan de praat. Hij stelt zich voor (Joachim Neugart) en we hebben het over het spelen van zo’n vroeg orgelwerk op zo’n Romantisch orgel. Hij vertelt dat het orgel uit 1906 stamt en maar liefst zes 16voets registers en een 32voets register op het pedaal heeft. Voor de niet kenners: dat is enorm zwaar, veel dieper dan een beat kan rijken. Het is zelfs zo laag dat je de laagste tonen haast niet meer hoort, maar alleen nog voelen kan.
We blijven nog een tijdje in Neuss en genieten van de schoonheid van deze voor ons onbekende stad. Ook dat is Ruhrgebiet! Dan rijden we via een fietspad over een dijk de stad uit, onderweg resten van Romeinse muren passerend. Al snel wordt de Rheindijk opgezocht, waar meestal een fietspad over heen loopt. We rijden hard, ook omdat het vanaf 12 uur de rest van de dag zou gaan regenen en omdat we een hotel geboekt hebben dat een eind weg ligt. Maar het regent nog altijd niet. Dat kan twee oorzaken hebben: of onze klokjes doen het niet en het is gewoon nog geen twaalf uur, of het weer trekt zich vandaag gewoon niets van de weersvoorspelling aan. Wel staat er een lekker windje in de rug.
We genieten van het stadje Zons dat nog helemaal intact is met vestingwallen. Net als we het stadje inrijden, komt ons een troep Middeleeuwse soldaten tegemoet. We zijn even bang dat ze een theelepeltje komen zoeken. Het is drukkend warm en we drinken elk een koude cola. Het is druk, iedereen lijkt wel aan het flaneren of aan het fietsen. Voor het eerst komen ons twee Hollandse fietsers achterop, die ongetwijfeld dezelfde route rijden.
Als we bij een pontje komen, vervolgen we de route kort langs het water. We pezen door, wetende dat het nog maar een kilometer of vijf is naar het pontje dat wij moeten hebben. En dan ontdekken we dat die pont er helemaal niet meer is. En dat we het eerdere pontje hadden moeten nemen om bij het hotel te komen dat wij geboekt hebben. Maar er is ook een brug over de Rhein, de brug van de snelweg. En daar hangt aan een kant een fietspad aan. Dat nemen we. Zo komen we in Leverkusen terecht. We typen op de navigatie de straatnaam van het hotel in zonder het huisnummer en dat blijkt fout nummer twee te zijn. Want de straat is opgesplitst in twee delen die ver van elkaar liggen.
Om een lang verhaal kort te maken: we rijden zo’n 15 km om en moeten morgen opnieuw vijf kilometer afleggen die we vandaag ook al hebben gereden. En zelfs als je op vakantie bent, is dat niet leuk. Want er dreigt een bui. Als we uiteindelijk bij het hotel aankomen, blijkt dat mooi aan de Rhein vlakbij dat eerste pontje te liggen. Maar goed: anders waren we nooit aan 75 km gekomen. We nemen ons voor geen overnachtingen meer te boeken. Buiten de industriegebieden zijn er overal overnachtigingsmogelijkheden.
Het hotel is mooi. Het is gebouwd in 1666 en er wordt momenteel een zweverige seminar in gehouden. We douchen, doen de handwas, zien de finish van de tour en lopen dan naar een retaurant waar we in de buitenlucht geweldig Joegoslavisch eten met uitzicht op de Rhein. Naast ons zit een onmogelijk Duitse man die in alles commentaar heeft op de kok en op het eten terwijl zijn vrouw lijdzaam toekijkt. Wij zijn blij met elkaar. De regen is er nog altijd niet. Het leven is mooi, zelfs als je fout rijdt.
Morgen rijden we via Keulen naar Bonn. Mogelijk overnachten we in Bonn, maar dat zien we morgen vanzelf. Tot morgen!
Stedenschoon: maandag 18 juli 2016
Leverkusen – Bonn, 61 km.
Bij het opstaan merkten we het al: het is luchtiger, warm en zonnig! Selma jaagt me de stuipen op het lijf door net te doen alsof ze een fruitmesje in haar tas wil stoppen, wat me doet denken aan het voorval van gisteren waarover ik nu het zwijgen toe doe. Ik overweeg even om me per direct op te geven voor het tv-programma ‘help, mijn vrouw heeft last van kleptomanie!’, maar ze doet alleen net alsof, om mij even op de kast te jagen. Van de kast afgekomen vertrekken we per fiets de buitenwijk van Leverkusen in omdat we daar gisteren een Konditorei hebben gezien. Ontbijten is in een Konditorei altijd veel lekkerder dan in een hotel en ook nog eens veel goedkoper. Na even zoeken zitten we daar heerlijk in het zonnetje. Voor €3,95 pp krijgen we een heerlijk ontbijt voorgeschoteld. Of het lekkerder is dan in het hotel waar we zaten, zullen we nooit weten, maar het is wel stukken goedkoper dan de €20,- die we anders in het hotel moesten bijbetalen. Daar hadden we dan ook nog eens hadden moeten ontbijten tussen verantwoorde vrouwelijke ongeschoeide yinyangfiguren en yogazoekers.
Hier aan de overzijde van de Rhein komt de grote stroom vakantiefietsers nooit langs. We hebben dus veel bekijks op het terras voor de Konditorei. De mensen aan het tafeltje naast ons vragen al snel of we uit Holland komen en kunnen zich niet voorstellen dat we helemaal per fiets gekomen zijn, laat staan dat we zo mogelijk zelfs naar Oostenrijk gaan fietsen. Even later komt een oudere heer lange tijd bij ons staan. Hij bespreekt met ons de toestand in de wereld. We zijn het er al snel over eens dat wij het ongelofelijk goed hebben in onze Westerse landen, dat de Europese eenwording een zegen is voor vrede en stabiliteit, maar dat het momenteel wel een rommeltje is overal. Zo, dat is ook weer gezegd. Als aspirant aanslagplegers deze site lezen, komen ze wellicht tot meer verheven ideeen waardoor ze er wat minder een zootje van gaan maken. Je ziet, zelfs vanaf onze fietszadels doen we aan het verbeteren van de wereldvrede. Graag gedaan. Zeg het voort, zeg het voort!
Na even zoeken, vinden we het pontje dat we gisteren al hadden moeten hebben, maar daarover doe ik nu ook het zwijgen toe. De eerste vijf kilometer kennen we nog van gisteren en we zoeven daar heen. Daarna wachten ons de Fordfabrieken. De route gaat gedurende 4 km dwars door de Fordfabrieken die aan weerszijden van de weg elkaar opvolgen, overbrugd door Fordviaducten. We bekijken onze nieuwe auto en ik begin weer over een Fiesta terwijl Selma aangeeft dat zo’n Mondeo Sedan toch ook wel erg mooi is. Selma houdt van groot. En ik van klein. Zouden we daarom elkaar uitgekozen hebben? Wordt komende winter vervolgd.
Dan schieten we zo goed als voor de komende vijf dagen de Rheindijk op. Een Duitser rijdt voor ons uit en we maken een praatje. De man is met pensioen en fietst vandaag 30 km naar Bonn en weer terug. Via een prachtig fietspad langs de Rhein, die gaandeweg een promenade wordt waarlangs de cruiseschepen massaal liggen afgemeerd, rijden we Keulen binnen. De beroemde Dom torent boven de omliggende gebouwen uit en we zien hem van ver al liggen. Als we er voorstaan zijn we onder de indruk. Deze Dom heeft alles van Reims, Chartres en de Notre Dame van Parijs, maar dan mischien nog wel imposanter vanwege de locatie. Als we temidden van honderden toeristen de Dom binnenlopen vallen we stil. Wat een juweel van een kerk is dit, weer zo’n wereldwonder van het Ruhrgebiet waar we massaal racend naar het zuiden aan voorbij zoeven. En wat bijzonder dat deze Dom de massale bombardementen in 40-45 heeft doorstaan terwijl 85% van alle gebouwen toen verwoest werden in wat onder andere Geert Mak nu onverbloemd een genocide noemt. We zijn diep onder de indruk. Tegenover de Dom vleien we neer voor koffie met gebak. We laten het ons goed smaken en moeten er ook flink onze portemonnee voor trekken. Dat wil zeggen: Selma betaalt alles. Ik mag op haar kosten mee. Heerlijk zo’n rijke vrouw. Ik hoef er alleen maar mijn geld voor af te staan.
Weer op de fiets is het warm. Door de warmte valt het fietsen wat zwaarder vandaag. We nemen het er goed van door een heerlijke Italiaanse lunch op een terras te nuttigen met uitzicht op de Rhein. Daarnaast drinken we op menig bankje. We rijden een oudere heer achterop die in drie dagen vanuit Meppel is komen fietsen, 100km per dag. Van zijn vrouw mocht hij nooit alleen op fietsvakantie, maar nu zijn vrouw is overleden, heeft hij de stoute schoenen aangetrokken. Dat zijn van die leuke ervaringen tijdens zo’n fietsreis. Op autovakanties heb je dat nooit, dat je achter iemand rijdt en dan naast iemand gaat rijden, het raampje met een druk op het automatische knopje opent en een praatje begint te maken. Autorijden is ieder voor zich, fietsen en ongetwijfeld ook wandelen is vertoeven in telkens nieuwe gemeenschappen.
Dan komen we in Bonn aan, de stad waar tientallen jaren de Reichstag gehouden werd, die na de oorlog hoofdstad werd tot de hereniging van Duitsland en de stad waar geweldenaar Ludwig von Beethoven geboren is. We drinken wat groots en kouds op een terras aan het water en besluiten in Bonn te overnachten. Zo komen we even later in Hotel Europa aan, waar we vriendelijk worden ontvangen en waar het goed is.
Morgen wordt het nog een stuk warmer. We overwegen daarom morgen de eerste 21 km te varen. Of dat doorgaat, lees je hier morgenavond. Bis Morgen!
OPMERKING TUSSENDOOR: op de Ipad is het in dit programma vervelend typen. Daarom ontstaan er veel tiepvouten en verschreivingen. Later worden die typfouten en verschrijvingen door mij hersteld.
Windje: dinsdag 19 juli.
Bonn – Weissenhausen, 51 km afgelegd waarvan 21 per cruiseschip.
Vanwege de verwachte hitte besluiten we om ons vanmorgen eens te laten verwennen. Er varen hier namelijk kleine cruiseschepen de Rhein op en af die bij vrijwel elke plaats halt houden. Een soort busverbinding dus, maar dan anders. Om 10:30 vertrekt hij van de kade in Bonn, dus we kunnen kalm aan doen. Ik heb daarom tijd genoeg om je te vertellen dat we gisteravond nog lekker Bonn in zijn geweest. Na de spaggettilunch van gisteren namen we nu alleen een broodje gezond en een bak ijs en daarna natuurlijk het nodige vocht. En dat allemaal bij verschillende tentjes. We maakten er een sport van om mensen te herkennen. Als je goed kijkt, zie je namelijk altijd wel bekende trekken bij vreemde mensen die je doen denken aan mensen die je kent. Zo zagen wij onder andere Nienke met twee kinderen (dat gaat snel!), Ada Boterkoper, Henk Kuiper, Andre en vele anderen. Gelukkig herkenden ze ons niet en waren wij heerlijk incognito in Bonn. Op onze hotelkamer hadden we beide gigantische ramen wijd open gezet. Zo ontstond er een open ruimte van een meter hoog en vier meter breed waarvoor we alle gordijnen hadden weggehaald. We hoopten dat het zo koel zou worden, maar dat hield niet over. Het was gewoon een warme nacht. De was hadden we over het raamkozijn gelegd in de hoop dat alles de volgende dag droog zou zijn. Dat was het inderdaad en in mijn witte t-shirt zitten nu zelfs grote roestige vlekken!
Ja, ik praat maar wat, want ik moet de tijd volpraten nu we wachten op de boot. Daarnet wilden we een stoel pakken bij een barretje waar we gisteren wat dronken. Ik kreeg meteen een snauwend bevel van de barman: “Stuhl stehen lassen!” Ik beet hem stevig terug dat ik zijn manier van spreken zeer vriendelijk vond, dat we gisteren wat bij hem hadden gedronken en dat dadelijk opnieuw van plan waren te doen, maar dat hij dat nu wel kan schudden met zijn gesnauw. Zo! Altijd lekker iemand flink op zijn plek te zetten, dat zou ik vaker moeten doen.
Ja, daar komt de boot aan. Met een noodgang komt hij stroomafwaarts zetten. Ja, dat had ik natuurlijk nog niet verteld, maar de Rhein is een rivier die uit de bergen komt zetten (de Alpen). Het water stroomt dus naar beneden en nu het water nog behoorlijk hoog staat, komt dat water met een noodgang aan zetten. Ongeveer als je een beker water van een glijbaan…., maar ach, dat kun je natuurlijk zelf ook bedenken. Schepen die naar het zuiden varen hebben het daardoor zwaar, wat je natuurlijk niet zou denken omdat ze dan eigenlijk van de wereldglobe naar beneden gaan. Toch is het zo! Nu ik het verteld heb, kun je nooit meer zeggen: “Wir haben es nicht gewusst!”
Onze boot komt dus van het zuiden aanzetten en dat gaat hard. Vlak voor de stijger lijkt hij net zo’n stoer jochie dat op met achterwiel een slip maakt: met een sierlijke boog komt hij precies voor de stijger tot stilstand. We gaan aan boort. De kapitein vraagt aan Selma waar ze met al die spullen naar toe gaat. Als ze zegt dat ze naar Oostenrijk gaat, bekijkt hij haar oudfit: roze broekje, blauw shirtje, roze petje, zonnebril en schudt hij zijn hoofd. “Das kann nicht wahr sein!” Dat gaan we zien. Of niet. Lees het hier!
Terwijl je dit leest, hebben we alle bagage van de beide fietsen gezet en alles op een bank gelegd. De fietsen moeten gewoon los, midden in een soort balzaal, op een standaard staan. De kapitein verzekert ons dat ze niet omvallen, maar ja, hij kent onze fietsenstandaards niet. Voor de zekerheid zet ik beide fietsen stijf tegen elkaar aan: dan hebben ze nog wat steun aan elkaar. Wij lopen naar boven, twee verdiepingen op en komen bij het dek aan. Op het bovendek gaan we helemaal achterin in een hoek zitten. Dat is in de palle zon, maar met een koel windje is dat goed te doen. Het is tijd, de kapitein geeft van boven het signaal dat we vertrekken, maar er komt nog een taxi aan met allemaal ouderen van verzorgingshuis Abendrot. De kapitein is vriendelijk tegen de ouderen, maar kaffert de chauffeur uit: zo loopt zijn dienstregeling in het honderd. De ouderen gaat voetje voor voetje de steile loopplank af. Elke keer als de kapitein denkt, dat ze nu aan boord zijn, komt er nog iemand uit het taxibusje tevoorschijn. Eindelijk is de laatste oudere dame voetje voor voetje aan boord gekomen. De motoren zwellen aan en de boot zet stevig koers tegen de stroom in.
Zo, even pauze. De batterij van de ipad wordt laag en hij moet dus even aan het infuus. En ik onder de douche. We zijn dus ergens aangekomen? Waar? Heb even geduld, ik stap eerst even onder de douche.
Zo, weer okselfris. Voor even dan. De was is onder de douche ook gedaan, het hangt nu te drogen aan een stel klerenhangers aan de dakgoot van ons megagrote dakterras (10 bij 5 meter) met uitzicht over de Rhein. Onder ons wordt de eerste gang opgediend. Als ik over het hekwerk van ons dakterras kijk, zie ik dat het salade is. Lekker, gaan we straks ook nemen. Eerst dit verslag af voor de ongeduldige lezers die ondertussen Selma met whatsapps bestoken. Daarnet zagen we het jonge NL-stel dat op een ouderwetse tandem met een zwaar karretje er achter onderweg is, beneden ons voorbijkomen. We troffen ze onder een boom aan de Rhein waar wij ook een stop hielden. Maar daar was ik nog niet. Weer even terug naar de boot.
Als de boot vaart, is er van de hitte niets te merken. Het wordt 30 graden vandaag en de wind is gedraaid en komt nu uit Zuidoostelijke richting. Dat maakt dat het op het dak van de boot heerlijk draaglijk is. We hebben onze zware schoenen en sokken uitgetrokken en bestellen wat te drinken. Naast me zit een ouder Duits echtpaar. Hij vertelt wat wetenswaardigheden over de omgeving. Zo wijst hij aan waar het parlementsgebouw was. Nu zetelt daar de VN. Boven Koningsberg, links van ons, zien we een geweldig rijk geoutilleerd slot of klooster boven op de berg. Buurman vertelt dat daar hoogstaande buitenlandse gasten logeerden in de tijd dat Bonn de hoofdstad was. De hele berg werd dan met pantserwagens afgezet. Een enkele keer komt het nu ook nog wel eens voor dat regeringsleiders daar logeren. Aan de rechterzijde staan allemaal voorname herenhuizen die sterk op elkaar lijken. Buurman vertelt dat daar de diplomaten woonden. Mooi om de resten te zien van wat ook al weer verleden tijd is: West-Duitsland. Wat bijzonder toch dat volken een worden.
Na bijna twee uur worden we afgezet in Remagen, dat is 21 km verder op de route. We hebben inmiddels onze fietskleding aangetrokken. We gaan even steil het stadje in om bij een Konditorei wat broodjes te kopen. De voortassen puilen uit van de broodjes die we straks aan de Rhein gaan oppeuzelen. Dan zetten we vaart. Binnen vier kilometer knijpen we in de remmen. Een bankje in de schaduw, dat is in deze hitte de ultieme zaligheid. De broodjes gezond gaan er in en ook een fles chocolademelk en een fles Orangensaft. Heerlijk. We stappen opnieuw op de fiets en zien dan de boot die nog een plaatsje verderop aan de linkeroever bezocht met een noodgang terugkeren. Inderdaad: met de stroom mee. Vanwege de hitte besluiten we om over tien kilometer weer halt te houden. Dat doen we net buiten Brohl opnieuw aan het water op een bankje. Naast ons ligt een jong Nederlands stel. Ze zijn met een oude tandem onderweg. Zij is actief, hij ligt uitgeteld Met af en toe zo’n zak waar ijs in had gekund met de bedoeling te koelen tegen zijn rechterknie aan. Te zwaar getrapt? Erg koud zal die koeling niet meer zijn. Me dunkt dat hij beter met een been in het water had kunnen gaan liggen.
Steeds weer moeten we halt houden om wat te drinken vanwege de hitte. Ook de snickers, die inmiddels met een rietje te drinken zijn, peuzelen we op. Bij een Lidl wordt de vooraad weer aangevuld. Omdat Selma als fijnproever water uit de bidon niet lekker vindt, maar uit een flesje wel, worden de oude bidons weggegooid en door flesjes vervangen. Morgen maar eens proeven of het wijn geworden is.
Dan rijden we Weissenturm binnen. Volgens het routeboekje zijn we 51 km verder en dat is genoeg om op schema te zitten naar Passau of Oostenrijk. Bij de Gaststatte zit alles potdicht. Verderop staan twee hotels pal naast elkaar. We gaan beiden tegelijk informeren: mijn hotel is €68 per nacht mit fruhstuck, die van Selma €65,-. We bekijken de kamer: niet veel soeps, maar een deur naar een plat dak met een hek er omheen. Daar kunnen we heerlijk zitten in de wind en uit de zon en wie weet slapen met uitzicht op de Rhein.
Geen gebak dus vandaag. Dat mag overigens gerust. Als je 30 km fiets, verbruik je ongeveer 2000 kilocalorieen extra. Dat eet je er heus niet zomaar bij. We zullen dus afvallen tegen wil en dank. Daarom dalen we nu af en gaan we beneden een hapje eten. Met eerst een bak sla. Tot morgen!
Rap: woensdag 20 juli.
Weissenturm – Fellen/Sankt Goar, 58 km.
Ik typ dit onder een deel van het mooie hotel waar we vanmiddag al heel vroeg aankwamen. Achter het muurtje waarover ik kijk, stroomt de Rhein met aan de overkant de hoge heuvels van de Lorelei die morgen over een paar kilometers op ons wacht. We zijn net voor Sankt Goar tegen dit hotel aangereden. Gezien de hitte hielden we het al om half twee voor gezien. Dat dit hotel wat duurder is, is onze verdiende loon. Want ondanks de enorme hitte gaan we rap.
Om tien voor half negen zitten we al op de fiets. Naar idee van Selma rijden we de eerste 25 km vrijwel nonstop. Zo in de ochtend is de temperatuur nog maar net boven de 22 graden. Ook de nacht was warm al hebben we goed geslapen, ik wat korter, omdat ik tot middernacht op ons balkon bleef zitten om van de intredende koelte te genieten. Rond 12 uur klimt de temperatuur al tot boven de 30 graden en fietsen is dan al snel niet normaal meer. Na 18 km passeren we de sluis waarmee de Moezel met de Rhein verbonden wordt. De fietsen moeten een hoge trap op worden getild om via een brug over de Moezel te komen. Op de brug blijven we tien minuten staan. Er komt een breed en zeer lang schip uit Papendrecht net de sluis invaren. Het schip is gevuld met schrootafval, waaronder zichtbaar veel koper. De sluis is nauwelijks breder dan het schip. Het is bijzonder om zo van boven te kijken hoe dit kunststukje wordt geklaard. Misschien staat er wel een oud-klasgenoot van ons aan het roer, want wij beiden zaten ooit in Papendrecht op de Middelbare School.
We fietsen een paar kilometer langs de Moezel terug richting de Rhein en komen aan bij de Deutsches Eck. Daar rijden we rond een tientallen meters hoog, gerust megalomaan te noemen, standbeeld van Kaiser Wilhelm. Hoog te paard zit hij, uitziend op de plek waar de Rhein en de Moezel samenkomen, met als onderschrift ‘grosse Kaiser Wilhelm’. Ik maak een foto van Selma met fiets, getiteld: ‘die starke kleine Selma vor den grossen Kaiser Wilhelm’. Toen ik vorig jaar juni met zoon Henk ook een fietsvakantie in Duitsland doorbracht, troffen we ook zo’n gigantisch groot Kaiser Wilhelm Denkmal aan de Weser. Waar het was, weet ik niet meer precies, maar we moesten toen 350m fors omhoog, Henks eerste fietsbeklimming aller tijden. Ik meen dat Henk vertelde dat Kaiser Wilhelm dat Denkmall zelf had laten bouwen, maar dat moet ik hem nog eens navragen. Ik sta even stil bij het feit dat ik me niet voor kan stellen dat wij in Nederland ook zoiets hebben. Ik kan me geen tientallen meters hoog Koningin Wilhelmina standbeeld herinneren, noch voor andere leden van ons vormalige of hedendaagse koningshuis. Maar nu, mijmerend aan de Rhein, vermoed ik dat het alles te maken kan hebben met de eenwording van Duitsland die pas onder Kaiser Wilhelm tot stand kreeg. De eerste eenwording dan, niet de tweede na de val van de muur.
Met onze eenwording is ondertusen niets mis. We gaan als een speer. Hoe heet het ook is, de harde wind die we pal tegen hebben, geeft verkoeling. Ik neem de kop en Selma volgt in mijn voetspoor, waarbij het voor haar heel plezierig is dat ik zulke brede schouders heb. Na 30 km gaan we even van de Rhein af, het dorpje Rens in. Daar vinden we de Konditorei van vandaag. Ik geef me over aan een soort Apfeltorte en Selma neemt de Erdbeerentorte om zo onze dagelijkse portie vitaminen op peil te houden. De Apfeltorte is heerlijk, al is het lastig om goed te proeven als alles in en aan je lijf plakt en je de ventilator van de zaak wat meer in je richting hebt gedraaid. We drinken er beiden een halve liter fris bij, Selma een cola en ik een fles chocolademelk. Als ik voor een grote boodschap vraag naar het toilet, krijgen we als antwoord dat het hier helaas geen toilet gibt. Maar aan de overkant is het Rathaus. Als ik daar naar binnen ga, de trap op loop en dan de gang links neem, kom ik bij een toilet uit. Zo gezegd, zo gedaan. Ik zet mijn ‘ik kom hier alle dagen tronie’ op, knik als de receptioniste mij verbaasd begroet, loop door alsof ik een belangrijke afspraak met de burgermester heb, knik op de trap naar iemand die me opneemt en me vragend begroet en loop door. Bovenaan sla ik linksaf alsof ik de weg weet, gadegeslagen door ambtenaren in stoffige kantoorkledij die ik ook een hoofdknikje gun en vreemd opkijken van een al even grijze vijftiger, maar dan in bezwete wielrenkledij. Kantoor na kantoor passeer ik, telkens met een oogopslag de kantooropschriften lezend, maar niemand legt me en strobreed in de weg. Pas aan het einde van de gang tref ik het toilet aan, waar ik mijn boodschap aflever.
Dan fietsen we weer verder, met reservebroodjes in de tas en vers water in de flesjes. We drinken erg veel, maar zweten nog meer. Na weer 15 km komen we bij een parkje in Bad Salzig aan. Het gras aan de over loopt op, een ideale plek voor een dutje. Daarvoor heb ik een Xenosslaapzakje bij me. We spreiden het uit en blijven veertig minuten liggen, drinken wat, eten het meegenomen broodje en genieten van de stevige wind die hier onder de grote plataan verkoeling geeft. Uit een van de prachtige villa’s komen een man en een vrouw aangewandeld. Ik stel me zo voor dat ze komen vragen of we alsjeblieft in hun zwembad willen komen zwemmen. Dat blijkt niet het geval, maar ze groeten ons hartelijk.
We stappen weer op want het wordt straks nog heter. Opnieuw ploeteren we tegen de wind in, die ons tegelijkertijd afkoeling geeft. De route loopt kilometers lang over een vrijliggend fietspad langs een grote weg, volgens mij de B9. Het fietst saai, maar wel rap. Als we dit hotel tussen de weg en de Rhein zien liggen, aarzelen we geen moment. Ze hebben een kamer vrij. De kamer is prachtig, gelegen in het souterrain met uitzicht op de Rhein. Op het terras raken we in gesprek met een echtpaar uit Dordrecht dat jarenlang hier gewoond heeft. De man vaart als kapitein op de cruiseschepen vanuit Holland vooral op dit gedeelte heen en weer. De vrouw heeft twee plekken waar ze graag woont: Duitsland en Dordrecht. En ze heeft een vaderstad in de hemel, zo laat ze ons weten. Ze is haar man altijd gevolgd. Nu hij met pensioen is, zijn ze teruggekeerd naar Dordrecht. Daarheen rijden ze dadelijk terug. Het is maar vier uur met de auto. Of een weekje met de fiets.
Ik kijk op van mijn typwerk. Goethe komt juist voorbij, een historisch tandradschip met de aandrijving via een tandrat in het midden. Aan de overkant kijkt van hoog een oud kasteel op me neer. Honderd meter verderop zwemmen drie jongeren. Wat is het hier mooi. Het leven is goed.
Toch nog even een kleine toevoeging. Duitse fietsers komen ons vragen hoe ze in Nederland naar Amsterdam moeten fietsen, ze kunnen dat op internet nauwelijks volgen. Ik laat ze de website van de fietsersbond zien en leg uit hoe ze daarvanaf de route kunnen binnenhalen op hun GPS. Een Belgisch echtpaar uit Gent maakt ook een praatje. En Selma leest in een Psychologiemagazine een paar prachtige passages over vakantie vieren. De schrijver houdt niet van op vakantie gaan. Hij trekt er regelmatig op uit met de verrekijker in de natuur nabij zijn huis. Hij beschrijft hoe hij onlangs zag hoe een konijn werd gepakt door een sperwer en voegt er dan puntig aan toe dat zo’n spectakel je toch veel gelukkiger maakt dan diarree op een Thaise wc. En met zijn opmerking over gemusterbeer – nee, dit is nu eens geen typfout! – sluit ik af. Hij doelt op het bezoeken van plekken die je gezien moet hebben en die belangrijk worden gemaakt omdat Napoleon of een andere hotemetoot er ooit heeft gestaan. Groot gelijk Psychologiemeneer! Wij hebben nu al medelijden met al die volksstammen die over honderd jaar of al eerder een historische fietsreis gaan maken in de voetsporen van Selma en Aart die op basis van dit verslag wordt gereconstrueerd. Daarom zeggen we: ga niet mee. Trek er gewoon zelf op uit!
Nat: donderdag 21 juli.
Fellen/Sankt Goar – Burenheim, 56 km.
Na een vanwege de hitte kletsnat gezweten nacht slapen we vooral in de ochtend wat verder door. Buiten regent het, al is het binnen nog altijd warm. Als we na het ontbijt de fietsen optuigen, kiezen we ervoor om beiden een poncho over onze fietskleren aan te doen. Het regent toch wat harder dan gedacht en van regen word je nat. Toch gaan we gewoon op weg: Selma verstopt onder een rode klapperende poncho en ik onder een blauwe. In plaats van de capuchons zetten we gaandeweg onze pet op: Aart een rode pet boven zijn blauwe poncho en Selma haar roze bed boven haar rode poncho. Mogelijk zijn het niet onze kleuren en zien we er als vogelverschrikkers uit, maar zo blijven we droog en is het onder de regenkleding relatief koel. Dat het minder cool is nemen we voor lief. Het is leuk om te zien hoe andere vakantiefietsers tegen de regen gewapend zijn. Velen in nauwsluitende verstikkende regenjasjes, anderen in bloemetjesponcho’s, al of niet met een grote hoed op. De steming is opgewekt: voor even niet die lome hitte.
De route is mooi. Tenminste, de omgeving. De route leidt ons immers nog altijd langs de druk bereden B9 waarlangs ook nog eens de trein zich door de nauwe rivieroever perst. Een hoop herrie dus. Maar de omgeving is prachtig. De Rhein is hier smal en de oevers zijn hoog met burchten en kastelen op de toppen. Na Sankt Goar verschijnt links van ons de rots die de fraaie naam Lorelei draagt. Het verhaal gaat dat schippers afgeleid werden van de kale rots en zo te veel naar de Lorelei keken en te weinig naar de stroming. Zo liep hier menig schip tegen de klippen. Voor de Lorelei fotograferen we elkaar. Bij ons loopt nog steeds niets tegen de klippen.
Verder gaat de weg. Langs de B9. Een passagiersschip vaart gelijk met ons op. Telkens als wij even pauzeren, liggen we voor en daarna lopen we er weer op in. Dan bereiken we Bacharach. Hier waren we vroeger, eeuwen geleden, al eens toen onze kinderen klein waren. Omdat zoon Henk een paar keer in de Domkerk van Trier in de hoofdmis moest zingen, logeerden we dan in het vakantiehuis van mijn zus Emmie die in de buurt een woning heeft. Op een keer aten we hoog in zo’n burcht en we menen die te kunnen herkennen. Nu gaan we Bacharach in en vleien neer voor een restaurant onder een afdak pal naast een drukke smalle kasseienstraat. Het ziet er prachtig uit. Er wordt juist een groep ouderen rondgeleid. Ze hebben allemaal paraplu’s op en ik tel 30 gezichten in mineur. Een reisleider brengt ze naar een soort atelier waar een man borden zit te beschilderen. Als ik ooit met zo’n Rheinreis mee ga (waarom niet?) wil ik niet mee naar zulke truttige uitstapjes waar men voor toeristen wat zit te freubelen, maar naar spannende musea, boeiende lezingen of concerten. Zo niet, dan blijf ik gewoon met een mooi boek op het dek zitten. Reisorganisaties, weest dus gewaarschuwd! Nauwelijks een minuut nadat de groep het huis naar binnen ging, komen ze al weer naar buiten. Grappig is dat ze bovenaan het trapje allemaal eerst goed hun paraplu uitschudden, alsof het daarbinnen nog veel harder regende dan buiten. Helemaal komisch is te zien dat velen hun paraplu uitschudden boven het hoofd van de persoon die voor hen het trapje af gaat en ook nog met de paraplu aan het klooien is. Ondertussen zit Selma aan de frambozen, met gebak er onder en slagroom er op en zit ik aan een Apfelstrudel. Die vallen me eigenlijk altijd tegen. Dan maken ze een appeltaartachtig stuk heet, kwakken daar een stuk vanille-ijs (waarom geen citroenijs?) op en pleuren ze het bord verder vol met slagroom. Gevolg: de appeltaart wordt papperig en het ijs smelt in no time. Nee, als ik ijs wil, neem ik ijs en als ik appeltaart wil, neem ik appeltaart. Je neemt toch ook geen aardappelen met spaggetti? Maar goed, ik had het allemaal wel weer in recordtijd naar binnen gewerkt, want honger maakt natte appeltaart zoet.
Even later zoeven we verder op het saaie fietspad langs de druk bereden B9 door het prachtige landschap. Nou ja, zoeven: veel opschieten zit er niet in. Hoogtepunt was een stop van Selma die op enig moment haar poncho uit trekt. Het is nog niet droog, maar ik volgde haar. En het werkte: want daarna werd het inderdaad droog! Na een flinke tijd rijden we Bingen binnen, de plek waar in de 12e eeuw de mystica en kerkmoeder Hildegard van Bingen leefde. We zijn niet naar haar op zoek gegaan. We hadden meer behoefte aan een warme lunch na tijden door de koude regen te hebben gefietst. We genoten van een heerlijke omelet. Wat kunnen Duitsers dat toch goed! Hoewel de omelet ook klaargemaakt zou kunnen zijn door werknemers uit OostEuropa, want die werken hier massaal in de horeca.
De zon komt door de wolken en het wordt warm. We kruisen het pad van een Duitse vakantiefietser die keurig als Duitser over het hobbelige fietspad fietst, waar wij als vrijpostige Hollanders gewoon over de weg rijden. Hij rijdt harder dan wij en verdwijnt uit onze blik. Het duurt lang voor we Bingen echt uit zijn. Links gaat een pondje naar het bekende Rudesheim. Net als de Rhein laten we dat links liggen. Na heel wat afslagen en fietspaden zien we een bankje waar we een korte stop houden. Als we net zitten, komt de Duitser aanrijden. Hij kijkt ons verbaasd aan. “Hoe zijn jullie dan gereden?” De arme stakker heeft zich natuurlijk de longen uit zijn lijf gereden om ons voor te blijven, blijken we doodleuk al ergens te pauzeren als hij aan komt rijden.
Een half uur later treffen we hem weer. We denken bij een Pension aangekomen te zijn in Heidenfahrt en hij zit daar op het terras. In Heidenfahrt is echter geen overnachtigingsmogelijkheid meer. Daarom rijden we door naar Burenheim, net voor Mainz. Onderweg bedenken we hoe het zou zijn als we helemaal niet op fietsvakantie waren, maar een huisje in Drente hadden gehuurd waarvandaan we puur uit onze duim met wat gegoegel onze fictieve reisverslagen typten. En iedereen ons maar volgen op onze fictieve reis. Maar nee hoor, het is allemaal echt, ook het Hotel dat we treffen en waar de eigenaren net aan komen rijden en ons wel een kamer kunnen leveren, maar geen ontbijt. Morgenochtend vroeg gaan ze namelijk op vakantie en de ontbijthulp is ziek geworden. Ongetwijfeld gaan ze dan naar een ander hotel, want wat je ver haalt, is lekkerder.
Het hotel is mooi. Na het douchen valt Selma in een diepe slaap, kijk ik naar de Tour en typ dan dit verslag. Buiten betrekt het. Onweerswolken. We zitten op de tweede verdieping en dit hotelletje ligt al boven het stadje en we kijken zo misschien wel tientallen kilometers ver het dal in. Het zal vast een mooi gezicht zijn als het gaat onweren. Maar straks eerst maar eens een hapje eten als Selma wakker wordt. Als dat tenminste nog voor morgenochtend gebeurt. Anders wordt het een ontbijt.
Bis Morgen!
22 juli: Geen wifi vandaag. Wel 116(!)km verder. Verslag wordt morgen online gezet als we weer wifi hebben. Alles goed hier!
Opschieten: Vrijdag 22 juli
Budenheim – Grosswallstadt, 116 km.
Vanaf het Berghotel nemen we de 500 m durende afdaling die we gisteren bij invallende regen beklommen hebben. Dit gaat een stuk sneller, vooral nu we de weg weten: onderaan rechts, dan nog even doordalen en kom je bij de Konditorei voor ons ontbijt. Dat Konditorei-ontbijt was opnieuw prima en opnieuw goedkoop. We kopen er twee broodjes bij en twee flesjes water. Het water uit de kraan in het hotel was wit van het chloor en dat maakt ons van binnen toch echt veel te schoon. Dit Konditorei-water is glashelder.
Dan zoeken we het spoor op waar we overheen moeten. Een fietspaadje gaat er onderdoor en dat is natuurlijk ook goed. Zo komen we weer vlakbij de Rhein uit. Na een paar mooie weggetjes waar we lekker opschieten, rijden we gaandeweg de voorsteden van Mainz binnen. Het wordt weer allemaal industrie, aan beide kanten van een vierbaansweg loopt een smal fietspad en de ene keer fietsen we rechts, de andere keer links. Het verkeer raast daar tussen door. Na verloop van tijd rijden we Mainz binnen. Uiteindelijk vinden we de klim naar de Dom. Mainz heeft veel Romeinse resten, maar het blijft allemaal bij opgravingen en zo. Dat geloven we wel. We bezoeken daarom liever de Dom.
Van buiten oogt de Dom niet oud, wel qua vorm, maar niet qua steengebruik. En dat klopt. Op de zware bronzen toegangsdeur staat gegraveerd dat deze Stephansdom in februari 1945 is verwoest bij een bombardement. In 1956 is hij weer opgebouwd. Als we binnenkomen, horen we orgelspel. Er wordt niet al te best gespeeld, maar het klinkt indrukwekkend. Het orgel valt ook meteen op. Het is van type dat ik eerder in Trier zag: een soort vogelnest met hangende pijpen. Waar in Trier de beide ‘vogelnestorgels’ hoog hangen, staat deze gewoon op de grond, maar ook dit orgel is fors. Als de organist een paar van Bachs Schublerchoralen gaat spelen, jeuken mijn vingers om het over te nemen, want het moet echt veel puntiger, in een rapper tempo en helderder geregistreerd. Hoewel de organist gewoon op de begane grond zit waarboven het orgel hangt, heb ik hem toch maar niet opzij geschoven. Bijzonder van de Dom zijn vooral de ramen. Het is de grootste en laatste schepping van Marc Chaqall.
Weer buiten gekomen, zakken we naar beneden. We gaan in de richting van het Bahnhof. We nemen namelijk de trein van Mainz naar Mainaschaff. Daarmee slaan we een groot industriegebied (Mainz, Wiesbaden, Frankfurt en dergelijke) over. We hebben in het Ruhrgebiet genoeg industrie gezien.
Het is als gebruikelijk een hele tour om een loket te vinden waar je een kaartje kan kopen zonder dat middels een onbekend apparaat te moeten doen, maar het lukt. Om 11 voor 12 stappen we in de trein die ons om 9 over 13, 83 fietskilometers volgens onze route verder, aflevert. Onderweg hebben we een aantal gesprekken, onder andere met een moeder en dochter die naar Regensburg treinen en daar de bus naar Genua nemen en daar een appartementje hebben gehuurd. Schuin tegenover ons zit een man van een jaar of dertig met een formaat waar een man met een normaal postuur zoals ik drie keer in past. Als je hem de trap op ziet komen, zie je zo dat hij 1 op 3 loopt.
Mainaschaff is maar een klein stationnetje, net zoiets als Sneek-Noord. We vinden al snel de Main die we vandaag en morgen volgen. Via prachtige weggetjes langs de Main rijden we Afschaffenburg binnen. Aan de oever torent een grote burcht waar we voor langs rijden. Als we een van de bruggen overgaan, om op de andere oever verder te rijden, duurt het even tot we de goede route weer te pakken hebben. Maar dan gaat het weer rap.
Selma klaagt al een tijdje over een zachte achterband. Ik had me voorgenomen om die in de trein op te pompen, maar heb er toen niet aan gedacht. Als we een etablissement in Nilkheim zien waar we wel iemand bezig is maar waar we niets mogen drinken, omdat ze nog niet open gaan, en we dus pontificaal op de toegangstrap zitten om wat uit eigen voorraad te drinken, pomp ik met wat moeits met mijn piepkleine fietspompje alsnog 3,5 Bar in Selma’s achterband. Meer krijg ik niet voor elkaar. Voorlopig is het wel genoeg. Voor een volgende fietstocht maar eens een beter pompje kopen.
In Niedernberg denken we een slaapplek te kunnen vinden, maar het Pension in het dorp is dicht. Wel zien we een leuk tentje waar we wat drinken. Terwijl we daar zitten komt een meisje van een jaar of 20 met haar mountainbike aanfietsen. Ze stop bij het muurtje waar we tegenaan kijken en gaat daar haar banden oppompen met zowaar een automatische fietspomp die aan de muur bevestigd zit. Dat is handig! Prompt ga ik kijken natuurlijk. Het meisje bereikt echter niets, gaandeweg is haar band zelfs helemaal plat. Het lijkt er op dat er een nippeltje ontbreekt aan de pomp. Omdat je met een platte band niet ver komt, reik ik haar mijn piepkleine fietspompje aan. Het lukt haar maar half om daarmee wat power in haar dikke achterband te krijgen. Ondertussen houd ik haar fiets vast. De eigenaar van het tentje komt er bij. Ook hij neemt de schade op. Opeens bedenk ik dat ik in mijn tas fietsgereedschap nog een ventielnippel heb zitten. Omdat we met franse ventielen fietsen, die beter bestand zijn tegen hoge druk, is zo’n nippeltje handig omdat je je banden daarmee ook kunt oppompen met een gewone fietspomp. Met dat nippeltje, het meisje is inmiddels door mijn piepkleine fietspompje al helemaal buiten adem geraakt, zijn haar banden zo op spanning. Daarna krijgen onze vier fietsbanden een bak lucht. Hoeveel weet ik niet, maar ze stijgen nog net niet op.
Letterlijk opge-lucht fietsen we verder. Links ligt de Main vrij diep, tussen ons en de Main zijn volkstuintjes. Dan rijden we Grosswallstadt binnen. We worden verwezen naar het Sporthotel, maar rijden eerst nogmaals het stadje in. Wie weet is daar wat. Bij een pand waarop Fremdenzimmer staat, hangt een man uit het raam. We rijden eerst nog tweehonderd meter door, maar keren dan op onze schreden terug. Of er een kamer beschikbaar is? De man moet het vragen aan zijn vrouw. Dat blijkt het geval. Achter kunnen we de fietsen stallen. De man is slecht te verstaan en onder zijn loshangend overhemd prijkt een litteken van een hartoperatie. Hij vraagt of we voor de Weinfeste komen. De wijnfeesten zijn dezer dagen boven Grosswallstadt en praktisch iedereen gaat daar heen. De andere kamers zijn aan Weinfestgangers verhuurd. Maar wij komen daar niet voor, vertellen we. We willen goed slapen en morgen weer een stuk fietsen. Het huis is oud, gedateerd en alles ruikt muf. Maar voor 56 euro inclusief ontbijt mogen we niet mopperen en de kamer is eigenlijk gewoon goed. We douchen, Selma doet haar middagdut en ik zie hoe Mollema door een val achterstand oploopt en ook Froome onderuit gaat en gebutst verder fietst. Wij zijn beiden tot dusverre echter overeind gebleven.
Om een uur of zes lopen we de Hauptstrasse in waar zich ook ons adres zich bevindt. Er zit een geweldige ijstent van een gezellige Italiaan waar we beiden een heerlijk ijsje nemen. Daarna lopen we het stadje wat rond en kiezen uiteindelijk het slechtste restaurant uit – maar dat wisten we na afloop pas – om te eten. Het kost allemaal geen drol, dus failliet gaan we er niet van. Dat scheelt. Voor het dessert keren we terug naar de ijstent waar we opnieuw een ijsje nemen. Op de stoep ervoor staan heerlijke stoelen waar een uurtje blijven zitten. We likken daar onze ijsjes op en drinken daarna nog wat. Schuin boven ons repeteert een koor. En om ons heen verzamelt de bevolking van de stad in kleurige en niet altijd keurige kledij.
De tatoeages zijn opnieuw niet van de lucht. Iemand heeft zelfs een complete tekst op haar rug getatoeerd. Apart. Je kunt het zelf niet lezen. En een ander raakt toch uitgelezen op een gegeven moment. Ik bedoel maar: een vrouw is toch geen boek dat je na gebruik in de kast zet tussen de andere boeken, of weer terugbrengt naar de bibliotheek? Het is werkelijk waar ongelogen: als wij hier door een van deze stadjes lopen, kijkt iedereen ons aan en wijzen ze ons achter onze rug aan: “moet je kijken, die vreemdelingen hebben nergens een tatoeage, sehen Sie das? Niet op hun armen, hun polsen, in hun nek, niet op hun kuiten en voeten! Klopt, beste Grosswalstattelingen, maar op mijn billen wel hoor. Daar heb ik ‘windkracht 10’ op laten zetten. Speciaal voor intimi.
Als de bus eindelijk komt om iedereen naar de wijnfeesten te brengen, komt de komische eigenaar van de ijstent naar buiten en roept in zijn half Duits half Italiaans: “Hup, jeder einladen, hup, zur Fest!”
Als we afrekenen spreken we Italiaans met hem. Hij glundert.
Bij onze Zimmerfrei is niemand. Buiten koelt het af. Anderhalf uur geleden was het nog 30 graden. Toen we op de stoep bij de ijstent zaten, was het nog maar 24 graden en nu wordt het nog wat koeler. Er is een verfrissende wind opgestoken. We zitten nog een tijd buiten, waar Selma zich in Psychologie verdiept en ik dit verslag typ. Op straat is het nu weer rustig maar was het net opnieuw een drukte van belang omdat er weer een grote menigte verzameld was voor het gratis vervoer naar de Weinfesten. Af en toe komen er groepen lawaaiig voorbij. Vannacht zal het hele spul wel knap dronken huiswaarts keren. Het zal vast wat herrie geven. Half drie komt de laatste bus terug en onze kamer is aan de voorkant, schuin tegenover de bushalte. Ze doen maar. Wij zullen slapen als een roos na 33 km fietsen door de benauwde hitte en 83 km met de trein.
Gute Wein schlafft fein: Zaterdag 23 juli
Budenheim – Hardheim, 51 km.
Schreef ik gisteravond dat we vast als rozen zouden slapen, moet ik dat nu toch terugnemen. Van slapen kwam niet veel door de combinatie van zeer benauwd weer, zoemende muggen en ontzettend veel kabaal op straat. Hoogtepunt werd gevormd door een mannenstem en twee giechelende vrouwen die diep in de nacht behoorlijk aangeschoten de houten trap van ons onderkomen opliepen, waarbij de man luidkeels riep: “Gute Wein schlafft fein!” Tja, voor hem en de dames wellicht wel, maar voor ons bepaald niet. De goede wijn die de mensen uit het stadje op dit wijnfeest massaal ingenomen hadden, gaf enorm veel kabaal op straat. Onvoorspelbaar was ook dat de bus als BOB hen weliswaar weer terug in het stadje bracht, maar velen daarna doodleuk per auto wegscheurden. Gute Wein fahrt fein? Ik hoop dat de plaatselijke Polizei een uitvoerige alcoholcontrole heeft uitgevoerd.
Toen omstreeks vier uur de rust in het stadje leek te zijn aangebroken, hadden we alleen nog last van de ontstellende benauwdheid en de gonzende muggen. Deze bijna paradijselijke toestand duurde echter maar twee uren, omdat klokslag zes uur de bakkerij aan de overkant open ging. En naar goed Duits gebruik weet je het gevolg dan wel: vanaf zes uur kwam men massaal aanrijden om voor onze openstaande ramen te parkeren, broodjes te kopen en weer naar huis te rijden. Lekker geslapen dus, dat zal uit bovenstaande wel duidelijk zijn.
Vroeg uit de veren doen we dit keer geen moeite om rustig te doen. Als de wraak komt, laat hij dan zoet zijn. Terwijl in de kamers naast ons luidruchtige feestgangers hun roes stinkend liggen uit te slapen, laten wij per ongeluk de shampoo vallen in de douche, schiet spontaan een tas uit onze handen en krijgt Selma voor het eerst deze vakantie een hoestbui op de trap waarbij ze de deuren boven en beneden een paar keer nogal stevig dicht doet. Ehrbahre gaste: gute Wein schlafft ganz nicht fein, lass das vor immer deutlich sein!
De oudere heer verrast ons met een prima ontbijt. We zitten in de voorkamer, vol plastic nepplanten, een marmeren vloer, met wit laken overtrokken eetkamerstoelen en protserige kroonluchters met in elk een stuk of 15 grote spaarlampen uit het jaar nul. Over de hele breedte strekt zich de bar met een biertap en toebehoren. Dit is een cafe / restaurant. Dat staat op het uithangbord aan de gevel. Maar nu niet meer, vertelt de oudere heer die ons vriendelijk en goed bedient. Dat hadden we al gedacht. Voor deze twee oudere mensen is de Zimmer Frei eigenlijk al te zwaar. Gisteren leek zijn vrouw al bijna te bezwijken van het werk dat ze te doen had. Als ze straks de enorme bloedvlekken ziet die de doodgeslagen muggen achtergelaten hebben op wanden en plafond, zal ze weer aan de bak moeten. We stellen de man voor dat we vast de overeengekomen 56 euro betalen, maar de heer staat er op dat hij eerst een kwitantie schrijft. Tien minuten later komt hij daarmee terug. Er staat keurig op geschreven dat we hier hebben geslapen (echt?) voor 56 euro.
Om half negen zitten we in het zadel. Het is koel, wonderlijk genoeg. De route is prachtig over glad asfalt via allerlei smalle wegen en fietspaden. Een dorpje verder rijden we dwars door een soort rommelmarkt heen. Auto’s blijven achter ons rijden, vermoedelijk omdat ze ons niet durven inhalen omdat het net iets te smal is. Vast niet omdat we te hard voor ze gaan. Het gaat overigens wel hard. De kilometers vliegen onder ons door. Selma heeft goede benen vandaag, die van mij zijn wat minder. Het zijn de muggen die een hoop van de energie eruit gezogen hebben.
Bij Kleinheibach zitten allemaal campings. Het zijn zeer geciviliseerde campings, want alle caravans en campings zijn compleet voorzien van allerlei soorten golfplaten daken, houten muren met dito kozijnen waardoor de caravans en campers nauwelijks meer te zien zijn. Heerlijk toch dat mensen hier een plek hebben waar ze ook gras moeten maaien, heg moeten knippen en het timmerwerk moeten bijhouden. We kijken onze ogen uit en zien ons er al helemaal niet tussen staan. Het uitzicht is overigens wel fantastisch: mooie hellingen aan de overzijde met wijngaarden waaraan hard gewerkt wordt.
Als er 22 km op zitten, rijden we Miltenberg binnen. Eerst trekken we de plaatselijke supermarkt in, daarna genieten we van de mooie binnenstad. In de kerk repeteert een dameskoor voor de matinee vanmiddag. Het klinkt geweldig door de grote akoestiek dat van elk koor een topkoor maakt. Ze beeindigen de repetitie met een lied over de Lorelei. Het is trouwens een soort muzikale week in deze kerk. Elke dag is er wat te doen aan concerten en dergelijke en op sommige dagen zelfs meerdere dingen. Wat een leuk idee zou dat voor de Martinikerk Sneek geweest zijn, dat ik daar nooit aan gedacht heb. Concerten zijn er genoeg gedurende het jaar, maar als je een scala aan (amateur)gezelschappen uitnodigt, creeer je meteen je eigen publiek. Onthouden dat idee!
Na Miltenberg laten na de Rhein nu ook de Main achter ons. Het landschap is meteen totaal anders. We rijden nu het Sauerland in zoals we dat kennen. De hoofdweg gaat langs een klein riviertje en stijgt twintig kilometer tussen 1 en 5%. Dat is goed te doen, maar wat eenzijdig. We kiezen voor het fietspad dat aan de andere kant van de rivier omhoog gaat. Dat pad stijgt veel grilliger. Een paar lange stukken van 8% komen we beiden fietsend boven, door mij filmisch vastgelegd. Bij eentje loopt Selma de laatste meters. Boven belonen we ons steeds met een paar slokken water. Bij stukken afdalingen op gravel worden we door borden gesommeerd om af te stappen omdat het naar beneden gaat met 12 tot 18%, maar natuurlijk doen we dat niet. Daarna moet het weer omhoog.
Twee kilometer voor Hardheim zien we rechts van ons Walthotel Wohlfahrtsmuhle. Het ziet er schitterend uit en dat is het ook. Het is vooral rustig en daar zijn we nu wel aan toe. Nog voor 14 uur checken we hier in en we eten hier straks ook. Dat getob met dat Weinfest van gisteren willen we snel weer uit ons systeem.
Gesprekken: Zondag 24 juli.
Hardheim – Weikersheim, 52 km.
Gisteravond hebben we heerlijk in het Hotel gegeten en ook vanmorgen was het ontbijt uit de kunst. Om negen uur reden we weg, de versnellingsapparaten van beide fietsen waren gisteren door mij nieuw afgesteld en geolied. Al snel wentelen we Hardheim in. Daar hadden we ook gerust kunnen overnachten, zo zien we. Naar Schweinberg moeten we meteen al aardig omhoog, op de klim van een km tegen 8% wordt een stuk gelopen. Dan is met 376 meter hoogte het hoogste punt van vandaag bereikt. De lucht is nog niet zo ijl en zo zuidelijk is hier de boomgrens ook nog niet in zicht. In plaats daarvan gutst het vocht van ons hoofd. Het is benauwd vandaag met een luchtvochtigheidsgraad van 90%, zo zag Selma vanmorgen vroeg op haar @pp. Ik ben benieuwd of we vandaag ook nog een luchtvochtigheidsgraad van 100% gaan meemaken.
Bovenop drinken we een paar fikse slokken water. Dan zoeven we hard en lang naar beneden. De snelheid van 50 km wordt omdat we voorzichtig rijden net niet gehaald en ook Selma is ervan overtuigd dat we onze helmen het veste maar achterop kunnen laten zitten. We sjouwen die oude dingen nu al 11 dagen mee, het is beter ze binnenkort maar eens ergens in een kliko te dumpen. Duitsers daarentegen hebben altijd een helm op. We gaan hard, alle twintig geklommen kilometers van gisteren worden in 12 kilometer ‘geoogst’. Dan zijn we al onder Tauberbischofsheim. We vragen aan een passant of we inderdaad nu op de weg naar Lauda zitten. De Duitser bevestigt dat we goed zitten en volgt er dan gevat aan toe: “Tenzij u de Baustelle van de voetgangerspassage in Tauberbischofsheim willen zien. Ze werken er al drie jaar aan en zijn er nog niet mee klaar.” Als ik lachend Selma vertel wat de man heeft gezegd, voegt hij er aan toe: “Maar u kunt beter doorrijden. Vandaag wordt er toch niet gewerkt.” Grinnikend rijden we door. Heerlijk zulke humor.
Ergens halverwege komen ons twee ruiters te paard tegemoet. Selma geeft aan dat dit haar ook heerlijk lijkt. Ik vertel dat het een vreemd gevoel onder je achterste is om paard te rijden. Als Goedheiligman heb ik ervaren dat het net voelt alsof je met een lekke band fietst. Selma vertelt dat haar collega altijd met zijn paard op vakantie gaat, met een tent. Ik merk op dat hij dan wel een heel grote tent moet hebben. Selma voegt er aan toe dat zijn vrouw met diens paard ook mee gaat. Ja, de stemming zit er goed in. Selma heeft weer superbenen.
In Lauda willen we een broodje kopen en wat drinken, maar op een Gelateria na is alles dicht. We horen dat er veel Italianen wonen in Duitsland. Italianen waren ooit de eerste gastarbeiders. We worden aangesproken door een Hollands echtpaar uit Wageningen. Zij vragen verbaasd door over onze fietsvakantie en zakken zelf met hun VW camper langs de Romantische Strasse af. Gaaf, zoiets gaan we ook nog eens doen! We raken aan de praat en hadden zo de dag kunnen vullen. Het gaat over camperen, over kinderen, werk en noem maar op. Waar beide mannen aanstalten maken om verder te gaan, weten de dames van geen ophouden.
Na wat drinken rijden we verder. Een paar kilometer verder fietsen we al weer door een licht glooiend landschap. Het valt ons op dat de kwaliteit van de fietspaden vandaag werkelijk uitmuntend is. Vanuit de verte komt ons een echtpaar tegemoet. Beiden met een helm op is te zien dat ze Duits zijn. Opeens rijdt de man zo’n 50 meter voor ons het weiland in, op weg naar een bosje waar een kapel achter staat. Zijn vrouw volgt hem. We kijken verbaasd toe. Dan voelen ook wij opeens nattigheid. Terwijl de plensbui ontstaat fietsen wij naar het Duitse echtpaar toe. Gevieren staan we lange tijd droog onder de bomen. En ook hier ontstaat een interessant gesprek. We hebben het over van alles met elkaar, vooral over de onvrede die maar telkens groter lijkt te worden bij de massa. De vrouw vertelt dat een zwembad in een dorp vlakbij moet sluiten omdat daar een ernstige streptocockbacterie gevonden is. De inwoners van het dorp geven echter niet het gebrek aan hygiene de schuld, maar roepen alsmaar dat het de schuld van Europa is dat het zwembad dicht moet. Vandaag wordt daar door rattenvangers a la Geert Wilders zelfs een anti-Europademenstratie georganiseerd, alsof de EU er schuldig aan is dat het zwembad dicht moet en niet de besmetting. Wij vertellen dat ook in Nederland domheid en onderbuikgevoelens ertoe leiden dat velen zich aangetrokken voelen tot allerhande idiote voorstellingen van zaken die vanuit kringen als die van Geert Wilders over ons worden uitgestort. Gebrek aan kennis en gebrek aan het willen opnemen van informatie (niet naar documentaires kijken, alleen maar commerciele zenders kijken) is de teloorgang van de democratie.
De bomen beginnen nu ook te lekken. Wij trekken onze poncho’s aan en het. duitse echtpaar ook. Dan nemen we afscheid van hen en gaat ieder het eigen pad weer verder. Leuk zulke contacten. We fietsen verder door deze mooie omgeving, de regen doet onze stemming niet dalen. Als we Edelfingen binnen rijden, zien we een groot hotel/restaurant. Het hoost inmiddels. We parkeren onze fietsen en bestellen een omelet met salade. Het staat niet op de kaart, maar willen het wel voor ons maken. Uiteindelijk betalen we er €35,- voor, wat vooral in Duitsland een erg hoog bedrag is. Dan rijden we binnen enkele kilomters Bad Mergentheim binnen. Als we even aarzelen welke route we moeten nemen, zegt iemand dat we het beste door het centrum, om het Slot heen kunnen gaan. Want de binnenstad is mooi en we komen dan weer op hetzelfde punt uit. Zo gezegd, zo gedaan. De binnenstad is mooi. En op een terrasje treffen we op opnieuw het echtpaar uit Wageningen dat met hun VW campertje onderweg is. Opnieuw raken we aan de praat, wij met onze fietsen in de hand en zij met hun gebak onaangeroerd. Zij vertellen van het mooie museum in het slot over afbeeldingen van de Bijbel (onder andere van Chaqall en Dali) en een complete serie illustraties van het evangelie naar Matteus. En van de permanente tentoonstelling in het museum over de geschiedenis van de Deutsche Orde / de Johanniter Orde. We aarzelen geen moment: daar gaan we heen!
– de rest volgt later, misschien vanavond, maar anders morgen: we hebben geen W-lan in ons Gasthaus, alleen op het openbare plein van dit mooi stadje. De volgende avond lukt het om het restant te posten: –
Het museum is prachtig. Het bevat het complete slot dat nog helemaal intact is. Welk geslacht hier precies woonde, is ons niet helemaal duidelijk omdat we ons de tijd niet gunnen om bij ee rondleiding aan te sluiten noch alle borden te lezen. In elk geval waren het leden van de Deutsche orde, die ontstaan is vanuit mensen die op kruistocht gingen naar Jeruzalem. Deze mensen werden tot de ridderstand verheven. Er werd veel aan ziekenzorg gedaan als de Orde later de Johanniter Orde gaan heten. De Orde past zich telkens aan, bestaat nog steeds en inmiddels is die voluit oecumenisch van aard. Als je lid wordt, krijg je een zwaard opgelegd als teken dat je geestelijk (niet materieel!) afstand doet van het wereldlijke en je vooral je geestelijke taak voor je ziet. De Orde bestaat nog steeds. Naar mijn weten is dit dezelfde Orde waar Henk de laatste jaren steeds zong met het jongenskoor bij de inwijding van nieuwe leden in een kerk in Utrecht. Als dat zo is, dan is Beatrix hier dus ook lid van.
Het is trouwens een prachtig slot. Onze Andre, die tegenwoordig werkt voor Vastgoed Groningen, zou hier honderden studentenkamers kunnen laten opleveren. Plek voor een passend kantoor voor hem is hier ook wel, zij het dat de afstand voor de studenten naar Groningen wat bezwaarlijk is.
De tentoonstelling Bijbelse afbeeldingen boeit ons nog meer. Het zijn allemaal afbeeldingen die kunstenaars maakten bij speciale Bijbeluitgaven, prenten van Dore, Chaqall, Salvador Dali en Otto Dix. Die van Dore zijn het bekendst bij ons en ik vind ze wat braaf en weinig toevoegen aan de verhalen die worden afgebeeld. De werken van Dali, waarvan we ooit in Figueras zijn museum en vooral daar in in de buurt zijn zelf ingerichte woonhuis bezochten, zijn fantastisch om te bekijken in een wat ik maar even noem bijna futuristische stijl. Ik maak een foto bij de gruwelijke onthoofding van Johannes de Doper waarbij vooral de borsten van Herodias, de vrouw van koning Herodes die het hoofd van Johannes de Doper op een schotel eiste, met een moordende en militaire blik toekijken. De werken van Marc Chaqall zijn ook bijzonder, maar wel iets bekender omdat de Chaqallbijbel bekend is. Het meest bijzondere vinden we de prenten van de in 1969 overleden Otto Dix. Ze zijn zeer expressionistisch met dikke zwarte lijnen op wit papier. Ze doen me denken aan het werk van de Sneeker kunstenaar Theo Jaasma die jarenlang pentekeningen maakte voor op de omslag van de liturgie van de morgendiensten in de Martinikerk, waarin hij een vaak verrassende eigen interpretatie gaf van het Bijbelgedeelte, die ik vaak zo waardevol vond dat die een plek in mijn preek kreeg. Het werk van Dix is echter nog expressiever, doet meer aan Munch denken, wat natuurlijk ook te verklaren is door de omstandigheden waarin Dix leefde. Dix’ werk werd door de Nazi’s tot de ‘entarte’ kunst gerekend en in beslag genomen. Zijn docentschap in Berlijn werd van hem afgenomen. Hij noemde zichzelf principieel atheist en vond de Bijbelverhalen enorm belangrijk door wat daarin aan humaniteit sprak. Hier op de tentoonstelling is zijn Matteus te zien: zijn afbeeldingen bij de verhalen van het Matteus-evangelie.
De tentoonstellingen gaan het hele vierkant van het slot rond, inclusief de loge waar de adel zitting had in de schitterende Barokke Evangelisch Lutherse Kerk.
Verrijkt stappen we weer op de fiets. Het is nog een klein uurtje fietsen naar Weikersheim. Ook dat is weer een prachtig stadje. Centraal staat een fors plein met aan de ene kant een barokke kerk en aan de andere kant een prachtig slot waar nu zoiets als een conservatorium en museum in gevestigd is. Aan weerszijden staan zeer oude vakwerkhuizen met Horecabestemmingen. In het hele stadje staan levensechte beelden van jonge vrouwen. De kerk heeft een prachtig orgel uit 1666, onlangs gerestaureerd door de orgelbouwer die toevallig hier in het stadje gevestigd is.
We vinden een mooie Gaststatte waar een al wat oudere vrouw ons binnen laat. Het is een prachtig pand dat er ook al honderden jaren staat met opgeknapte kamers. Het is hier schoon en goed slapen. Wifi is hier niet. Ik schrijf de helft van het verslag en zet dat online als we op het centrale plein wel wifi aantreffen. Daarna eten we lekker bij een pizzeria in een steegje buiten naast de kerk met uitzicht op het mooie plein. Terug op onze kamer lees ik op bed hardop het verslag van alle dagen tot nu toe voor. Herinneringen die we al vergeten waren, komen weer boven. We zijn op de helft en erg benieuwd wat we nog gaan meemaken. Dan vallen we snel in een diepe slaap. Als de kerktoren me de volgende morgen om zes uur wekt, maak ik het verslag af. Maar eens kijken wanneer ik dat online kan zetten. Vandaag moet er geklommen worden. De koninginnerit. We zijn er niet bang voor.
Koninginnerit, maandag 25 juli.
Gaststatte zur Krone, Weikersheim – Hotel Neu Post, Leutershausen, 61 km.
Het oudere eigenaarsechtpaar heeft het goed voor elkaar. Ze hebben mooie spulletjes, ook al zijn ze wat verouderd, en ze toveren een prima ontbijt op tafel. Het is toch ook wat als je zo’n joekel van een pand in bezit hebt. Verkopen zal niet te doen zijn omdat er hier al zovel Hotels zitten. Ze redden het nu nog prima samen, maar hun jaren beginnen natuurlijk wel te tellen.
We fietsen eerst naar het plein waar wifi is om te kijken of er nog nieuws is van Annemarie die in Malawi zit. Als we Weikersheim uitrijden zien we aan de linkerhand een industriegebied. Als we beter kijken, blijken alle gebouwen onderdeel uit te maken van Orgelbouwer Laukhof die hier al sinds 1823 gevestigd is. Wat een grote bouwer moet dat zijn zeg! Daarna vervolgen we de route door het liefelijke Tauberdal. Er liggen ook hier voortreffelijke fietspaden waar de route volop gebruik van maakt. In elk dorpje eindigt het fietspad, zodat de horeca meeprofiteert van het fietsnetwerk. We gaan rap. Selma krijgt steeds meer macht in de benen. Op korte klimmetjes is ze vaak als eerste boven, langere klimmen zijn meer mijn werk. Ze is een echte machtklimmer, zo’n Luik-Bastenaken-Luik-renner zullen we maar zeggen. Zodra er langdurig met een klein verzetje moet worden geklommen, haakt ze af. Maar stoempen op een grote plaat naar boven gaat haar steeds beter af. Ik troost me met de gedachte dat ik voor deze koninginnerit alle zware spullen in mijn tasjes heb gedaan. Maar dan nog: het is gewoon een stoer wijf!
In Creglingen vinden we eindelijk een Konditorei/Backerei die niet op maandag gesloten is. We kunnen lekker binnen koel zitten met wat drinken en een broodje. We kopen ook broodjes voor onderweg. Naast ons zitten vier dames die nog(!) iets jonger zijn dan wij. Een van de dames is onafgebroken aan het woord met een monotoon stemgeluid. Eerst denk ik dat het een radio is die aan staat, maar dat blijkt een vergissing. Want de dame tegenover haar ‘humt’ keurig op de juiste momenten en zegt ‘ja’ of ook wel ‘ja?’ wat door de dame in kwestie dan weer opgevat wordt als een aanmoediging om vooral onafgebroken door te praten. Eigenlijk is het dus net wat ik hier op mijn ipad avond aan avond zit te doen: praten terwijl niemand er wat doorheen zegt. Nu ik dit zit te schrijven, bedenk ik opeens dat het natuurlijk ook kan dat de dame het verslag van de eerste tien dagen van haar fietstocht zit voor te lezen. Maar volgens mij had ze geen ipad open voor haar liggen.
Als we verder rijden, moet ik aan mijn moeder denken. Ma vond het altijd prima als pa lange ritten maakte, maar op enig moment zei ze: “Nu wil ik eerst koffie, Henk!” En dan had pa maar te stoppen. Dames hebben vaak van dat koninginnengedrag. Selma ook, al gaat het haar niet om koffie. Op gezette tijden hoor ik voor, naast of achter me: “Zo, hier stop ik voor een paar slokken water”. En ik stop dan keurig, wacht tot madam uitgedronken is en dan kunnen we weer verder. Altijd luister ik. Op een keer na. Het is heet en het is bij een brug die in de palle zon ligt. “Hier ga ik naar het water kijken en wat water drinken,” zegt Sel. Maar ik geef aan dat we hier niet stoppen, maar even doorrijden naar een bankje in de schaduw. Zuchtend stapt ze op, zet aan voor een nieuw klimmetje en zodra we de bocht om zijn is daar een picknicktafel onder de bomen. Blij verrast stappen we af. We willen net onze drinkflesjes en broodjes pakken als we vanaf het fietspad horen: “Nou, dat is toevallig!” Het blijken Maria en Cees uit Wageningen te zijn die we gisteren ook al twee keer troffen en met hun VWcamperbusje onderweg zijn en de Romantische Strasse rijden. Onze zwetende lijven en de hitte zijn we spontaan vergeten. We raken aan de praat, gaan er na een tijd bij zitten en delen van wat we bij ons hebben. Ze staan in Rothenburg op een camping en het is een prachtige stad. De kennismaking van gisteren wordt voortgezet en de gesprekken gaan over tal van onderwerpen.
Na een flinke tijd nemen we afscheid en rijden wij richting Rothenburg en zij de andere kant op. Als we Rothenburg naderen, zetten we ons schrap voor de klim. Het gaat twee kilometer lang tegen 7% omhoog en met zware bepakking is dat fors. We missen ergens het fietspad en rijden over de grote weg naar boven. Het is pittig, maar het lukt ons beiden met halverwege een slokje water zoals Asterix dat al deed in vroeger jaren. Dan zijn we boven en rijden door de poort waarover een kerk staat die Leider geschlossen ist. Wat een prachtstad, je komt ogen en fotolenzen te kort om alles te bevatten. We hobbelen over de kasseien verder. Een jonge man roept me toe vanaf een wagen die door een paard wordt voortgetrokken dat ik ook de drie kilometerlange stadsmuren moet gaan lopen. Dat zou ik best willen, maar dat moeten we later maar eens doen. Hier willen we zeker nog eens terug komen.
Door de klim zijn we lichtelijk oververhit. Boven de prachtige Jakobuskirche strijken we neer op een terras voor een kop soep en wat drinken. Voor de zekerheid met het oog op dreigende wolken gaan we onder een grote luifel zitten. En dat is maar goed ook. We zijn nog maar net bediend of er barst een gigantische watervloed los. Velen vluchten naar binnen, wij blijven zitten waar we zitten. Naast ons zit een jonge man met diens vrouw en zoon. Hij is Amerikaan en is als militair voor drie jaar gelegerd in Duitsland. Hij vindt het hier heerlijk, hij zou hier graag willen blijven. Ook hier in Europa wordt hard gewerkt, maar hier wordt ook gerelaxed. In tegenstelling tot Amerika is in Europa de balans tussen werk en prive veel meer in balans. En hier zijn terrasjes waar het gezellig is. Die zijn er in Amerika ook niet.
We zitten hier zeker een uur tot de bui zo goed als over is. Dan gaan we de Jakobuskirche in. Hij is prachtig en niet goed met woorden te beschrijven. De altaar-houtsneden van rond 1500 zijn heel bijzonder net als overigens het hoofd- en Mariaaltaar. Het gigantisch grote neo-barokke orgel (qua klankopbouw, niet qua uiterlijk) maakt ook indruk. Ze hebben hun zaken kerkmuzikaal hier bijzonder goed voor elkaar, zo lees ik in het jaarprogramma.
Het wordt zoeken om de stad uit te komen. Later herinner ik me dat er een overzichtskaart van het stadje in het boekje staat, maar ja, als je al verder bent heb je daar niks aan. Al snel naderen we de snelweg waar we een week of tien overheen gingen op onze terugreis uit Italie. We hebben toen zitten uitrekenen op welk punt onze fietstocht deze snelweg zou gaan kruisen, maar we zaten er net naast. In plaats van met een boogbrug er over heen, gaan we er onder door.
Dan wordt het opnieuw serieus klimmen, twee kilometer lang tot ongeveer 500 meter hoogte. Ook hier komen we fietsend boven en we ballen onze vuisten. Wir haben es wieder geschafft! Vandaar gaat het grotendeels naar beneden. Gaaf om met 35 km per uur achterom te kijken en dan te zien dat Selma gewoon in mijn wiel zit.
Het eerste overnachtingsadres dat we tegen komen, zouden we nemen. Het zou nog 15 km duren. Dan vinden we in het moi ommuurde Leutershausen een heerlijk Hotel met goed eten. De prijzen worden steeds lager naarmate we verder naar het Oosten zijn. Als we doorrijden tot Roemenie krijgen we dadelijk voor elke overnachting geld terug. Volgend jaar?
O ja, nog even dit: elke avond wassen we fietskleren onder de douche of in de wastafel. We wringen ze dan heftig uit en hangen ze ergens te drogen, liefst buiten, maar anders gewoon in de raamopening. De volgende dag is de was meestal droog, maar niet altijd. Vanmorgen waren de meeste spullen nog nat. Op zich is dat geen probleem, want het is voor je zitvlak lekker om elke dag een andere fietsbroek aan te doen. De nog natte broek gaat dan in onze mobiele wasdroger: onder het netje van de bagagedroger. Na een paar uur is het dan helemaal droog. Maar ja, dan moet je ze dan natuurlijk wel in onze waterdichte tasjes stoppen. En dat doen we onderweg meestal niet. En zo onze hele was door de wolkbreuk in Rothingen zeiknat. Aangekomen in Leutershausen douchten we en wilden we meteen ook onze fietsspullen van vanmorgen meewassen. Als je nagaat dat we rijdende zoutfabrieken zijn, kun je nagaan dat dit geen overbodige Luxe is. Gelukkig kon het hier allemaal in de wasdroger. Al tijdens ons diner werd het ons gebracht. Morgen vertrekken we dus weer in schone kledij. We zullen zien hoe,lang ze schoon blijven.
We zitten nu trouwens aan de populaire Altmuhlfietsroute die de rivier de Altmuhl volgt. Die volgen we stroomafwaarts. En dat gaan vanaf nu naar het Zuidoosten. We zijn namelijk echt in het Oosten aangekomen: waar tot voorkort al het water richting de Rhein en daarmee richting Noordzee stroomde, stroomt nu alles richting de Donau. De wereld is mooi!
woensdag 27 juli: Alles prima hier, alleen geen wifi. We pauzeren even op het plein in Weissenburg. Verslag van gisteren volgt later hier. Aha het lukt nu al. Hier komt’ie:
Dinsdag donder-dag: Dinsdag 26 juli
Hotel Neu Post, Leutershausen – ferienwohnung in Pfofeld, 53 km.
De dag begint rustig. Rustiger dan in Ansbach, wat hier maar tien kilometer vandaan ligt. Daar blies gisteren een idioot zichzelf met een spijkerbom op. Onvoorstelbaar.
We blijven wat langer en ontbijten tot half tien. De oudere Nederlanders uit Dordrecht die ons gisteren aanspraken zijn eerder met hun ontbijt klaar. Ze zijn helemaal vol van hun reis per auto naar Oostenrijk. Mooi,als mensen op hun leeftijd dat nog doen. Het doet Selma goed dat ze in een Mondeo reizen. Maar de airco blijft uit, want de man kan daar niet tegen. Hij heeft zeker niet door dat je de airco ook rustig op 22 graden of zo kunt zetten. Dat moet de Ford-dealer hem nog maar eens uitleggen.
Airco hebben wij niet nodig. We vinden het prettig dat het iets koeler is. En we gaan hard. Vandaag hoeft er niet geklommen worden, met de wind in de rug stroomafwaarts langs de Altmuhl roetsen we over Bayerischen fietspaden en binnenwegen. Als Selma het voor het zeggen heeft, komen we niet onder de twintig kilometer per uur. Mij gaat het wat minder af, vooral omdat ik last heb van mijn rechteroog. Er hangt een waas voor en er prikt iets. Als ik de lens er uit haal, blijft de waas hangen. Blijkbaar zit er wat in mijn oog, maar zichtbaar is het niet. Of mijn netvlies laat nu al los, maar dat gedonder wil ik op mijn 53e niet hebben. Het zal wel wat ontstoken zijn door het zout dat er in loopt bij inspanning. En gisteren had ik geen zonnebril op, dus de wind droogt dat zout in mijn ogen rap op.
Het mag de vaart niet drukken. Op het bankje net buiten de Middeleeuwse poort en Middeleeuwse brug van Ornbau, 28 km verder, nemen we een eerste pauze. Ornbau is een prachtig vestingstadje met nog vrijwel intacte wallen en muren, maar alle straten in de stad zijn opgebroken. Het duurt een tijd tot we een bakkertje vinden waar we broodjes kopen die we even later bij de genoemde stadspoort opeten met twee flesjes warme cola er bij. En dan zal je net zien dat je een paar kilometer verder leuke terrasjes hebt.
Van Ornbau gaat het rap naar Gunzenhausen. We eten een crepe / tosti bij een Italiaans restaurant in het centrum. In de voorname winkelstraat zien we een mooie schoenenzaak die we binnen gaan. Omdat het alle dagen warm is, schaffen we elk lekkere sandalen aan voor op de fiets. De degelijke waterdichte wandelschoenen waarmee we altijd fietsen, kunnen er in Selma’s tassen nog wel bij. De inruilprijzen vielen me tegen (ik heb er al heel wat fietsvakanties mee gereden en er zit nu ook een scheurtje in), dus we houden ze nog maar even.
Dan breekt de hemel open. Het onweert al een tijdje, maar nu komen er ook nog eens hele grote druppels naar beneden kletteren. We vluchten een Konditorei binnen waar we dit keer alleen maar wat te drinken nemen. We zitten er een tijd voor openslaande deuren voor ons uit te kijken naar de straat. De regen wordt gaandeweg minder, maar blijft nog wel wat doorzetten. Ook het gedonder trekt langzaam weg.
Er is zo al met al heel wat tijd mee heen gegaan. We buigen ons over de kaart. We kunnen de route afsnijden en de bewegwijzering volgen van de Altmuhlroute, maar dan lopen we niet alleen een paar klimmetjes mis, maar ook de mooie stad Weissenburg. We besluiten de route te volgen die Clemens Sweerman beschrijft in het boekje dat we bij ons hebben. We klimmen Gunzenhausen uit. Het begint weer te regenen. Ik denk eerst dat het de bomen zijn die nog nalekken, maar het blijkt ernstiger. We schuilen weer even. Het warme benauwde weer van de afgelopen dagen krijgt er van langs.
Het is ondertussen lekker opgefrist, nog altijd warm genoeg voor een shirtje en korte broek en niet meer zo drukkend. Het Gasthaus in Frickenfelden is dinsdags gesloten. Het zou ook nog net iets te vroeg zijn, want we hebben onze minimale 50 kilometer nog niet gehaald. Pfofeld is het doel en daar is een Hotel, zo vermeldt Clemens. De lucht dreigt en het zou zo weer kunnen gaan knallen en gieten, maar de zware lucht houdt haar bevalling nog even voor zich. Omdat mijn rechteroog nog steeds goed mis is, houd ik mijn zonnebril op, om het oog niet nog meer ontstoken te laten worden.
Zo rijden we Pfofeld binnen. De Gaststatte die we zien, is inmiddels gesloten, zo verzekerd een Pfofelder ons. Maar, zo zegt hij, tweemaal rechts is daar Hotel Kleeman. Het duurt niet lang voor we daar voor de deur staan. Hotel Kleeman is tegenwoordig helaas slechts van donderdag tot zondag geopend. En daar sta je dan op dinsdag. Ellingen is 13 km verder waaronder twee flinke klimmen en de lucht is zwart. Tegenover Hotel Kleeman is een Zimmer Frei. We bellen aan, maar er is niemand open. We rijden naar beneden, naar daar waar de route richting Ellingen begint. Daar staat bij een boerenhoeve een bordje ‘Ferienwohnung Frei’. We bellen aan. Een hartelijke vrouw met een rode haardoek over haar krulspelden heen, doet de deur open. Ze begint te ratelen in het plaatselijke dialect. Ze maakt duidelijk dat de Ferienwohnung boven is en dat we daar kunnen slapen. Er ontstaat een heel gesprek waar we dan zouden kunnen gaan eten. Daarvoor zullen we een stuk moeten fietsen en daarna weer terug. Want ja, het is dinsdag. We overwegen om toch maar verder te gaan fietsen, tot ik in een laatste opwelling vraag of we boven ook kunnen koken. Dat kan, vertelt de mevrouw, want er zit ook een keuken bij. Ze gaat ons voor de trap op. Daar komen we in een complete bovenwoning met twee slaapkamers, een badkamer, een woonkamer met open keuken, een hal en een groot balkon. Het ziet er allemaal keurig en degelijk uit, zelfs voorzien van horren. In een van haar snelle bewegingen zet ze de koelkast voor ons aan. Voor twintig euro pp kunnen we er een nacht blijven.
Zo zijn we onderdak en eindigt deze dinsdag niet als een donderdag. We halen de tassen van de fiets en zetten de fietsen in de garage. Uit het voortasje halen we de ingredienten voor een complete spaggettimaaltijd die ik al 12 dagen met me mee zeul ‘voor het geval dat’. De botervloot blijkt door de plasticverpakking en de extra plastictas heerlijk gelekt te hebben in de voorraadtas. Behalve onszelf hebben we dus nog wat meer om schoon te maken.
Omdat er een winkeltje in het dorp is dat op dinsdag wel open is, lopen we daar heen. We halen wat te drinken, kaas, jam en nog wat lekkers voor vanavond. In onze wieleroutfit hebben we bekijks van een jonge vrouw die het geweldig vindt dat we helemaal met de fiets onderweg zijn. Teruggekomen doen we een was, schrijf ik het verslag, overwegen we de route-opties voor de komende dagen en maken we een lekkere maaltijd klaar die we opeten op het heerlijke balkon.
’s Avonds zitten we lang op het balkon. De lucht wordt zwart, het rommelt in de verte en het regent wat. Onder het afhangende dak kunnen we heerlijk blijven zitten. Een tractor met een wagenlading vol gasten van Hotel Kleeman wordt rondgereden door het dorp. Die waren blijkbaar toch open. Maar deze Ferienwohnung is veel plezieriger dan een Hotel. Het leven is heerlijk in Beieren, zelfs op een dinsdag-donderdag.
Afzien: woensdag 27 juli.
Ferienwohnung Pfofaff – Zimmer frei Altmuhlklaus, Breitenfurt, 59 km.
Wat hebben we het lekker gehad in de Ferienwohnung! Bij de bakker tegenover haal ik broodjes en we ontbijten op het balkon. Na de afwas komt de eigenares ons uitzwaaien. We krijgen haar telefoonnummer, want het is leuk om hier nog eens terug te komen. Een heerlijk rustige plek om een weekje te zitten als korte vakantie of wat langer om een boek te schrijven of iets dergelijks.
We moeten direct klimmen. De lucht dreigt, er zit nog altijd onweer in de lucht. Na een afdaling en weer een klim komen we bij een stuk van de Romeinse Limes uit. Hier, waar geen rivier als grensverdediging liep, bouwden de Romeinen een muur van een meter dik over ongeveer 80 km met op regelmatige afstanden wachttorens. Hier zijn de findamenten van zo’n wachttoren blootgelegd en tot anderhalve meter opgemetseld. We kijken er rond. Goed te zien is dat de muur precies over een bergkam liep. Zo was het natuurlijk eenvoudiger tegenstanders tegen te houden. De muur tussen Israelisch en Palestijnen, tussen West- en Oosteuropa, tussen Oost- en West-Berlijn hadden dus een voorganger uit vroege tijden. Zouden de Romeinen het van de Chinezen hebben afgekeken? Ik kan het me nauwelijks voorstellen. Het zit blijkbaar in mensen om zich bedreigd te voelen en zich te willen afschermen tegen andere volkeren en andere mensen.
We rijden een tijdlang op de aloude Romeinse Limes over de bergkam door een bos. Er komt ons stapvoets in een terreinwagentje een jager tegemoet. Net als hij ons gepasseerd is, staat er opeens een hert op het pad, ons verstijfd aan te kijken. Dan hup het het veld in, het witte kontje als doelwit telkens omhoog wippend. Heelhuids bereikt het de bebossing. Als we uit het bos komen, mogen we links afdalen via een asfaltweb. Het gaat hard. Dan knijp ik in de remmen. Ik kijk in het routeboekje. En ja hoor, we hadden niet linksaf, maar rechtsaf gemoeten. Samen lopen we naar boven. Aan de andere kant zet een andere afdaling in. We gaan hard. Mijn kilometerteller komt tot een snelheid van 62,7 km per uur. Gelukkig zit de helm nog altijd veilig achterop. Beneden is een dorpje. Een grote kraan is bezig een groot gebouw te slopen. We blijven een tijd staan kijken. Het gaat heel voorzichtig en alle verschillende soorten puin worden telkens soort bij soort gerangschikt.
Opnieuw wordt het klimmen, dan begint eindelijk de afdaling naar Ellingen. Van Ellingen naar het bekendere Weissenburg is nog maar een klein stukje. In Weissenburg vinden we een tentje op het centrale plein. Daar is gratis wifi en ik zet er het verslag vsn gisteren op de site. We checken onze mail, kijken of er nieuws uit Malawi is en beantwoorden whats@pp-berichten. Dan gaat het via grindwegen in de richting van Treuchtlingen. Onderweg komen we (opnieuw) langs de waterscheiding van het stromgebied van de Rijn en de Donau. Selma pompt water met de waterpomp op. Het water dat naar rechts stroomt, komt uiteindelijk in de Noordzee terecht, het water dat naar links stroomt in de Zwarte Zee. Dan fietsen we verder. Via en smal mountainbikeachtig bospaadje komen we langs en waterbassin. Dit is Fossa Carolina. Hier liet Karel de Grote in 793 een poging doen om via een kanaal de Altmuhl en de Rezat en daarmee de Donau en de Rijn met elkaar te verbinden. Het mislukte. Begin 19e eeuw lukte iets dergelijks de Beierse koning Ludwig I wel, maar door de opkomst van de spoorwegen is het nooit een succes geworden. Pas in 1992 werd het wat een geheel Main-Donaukanaal.
Onder een opnieuw dreigende hemel, waaruit tot dusver nog niets op ons is gevallen, rijden we Treuchtlingen binnen. Het rommelt in de verte. We vleien op een klein terrasje neer onder een op het oog waterdichte parasol. We bestellen voor ons samen een Bruscetto en voor elk een Broccolisoep. Het smaakt ons heerlijk en ondertussen begint het te regenen.
Vandaar koersen we op Pappenheim aan. We fietsen nu weer echt langs de Altmuhl, die zich hier diep tussen de heuvels door worstelt. Het pad loopt er meestal langs, maar soms na een klimmetje ook wel er boven. In Pappenheim woonde een vorstengeslacht in een machtige burcht boven de stad. Hij liet vijf dorpen in de omgeving bouwen. Het is daarom dat Schiller in een van zijn boeken de uitdrukking gebruikt “daaraan herken je zijn Pappenheimers!” Die kennis heb ik niet van mezelf, maar uit een boek dat ik gisteravond in het Ferienhuis las. Pappenheim is mooi en we kijken ook wel wat om ons heen, maar rijden verder. Op een bankje eten we onze broodjes op. De route wordt steeds mooier. Links ligt Solnhofen en iets daar voorbij staan twaalf door erosie ontstane rotsformaties tegen de overliggende heuvel aangeplakt. Ze worden de twaalf apostelen genoemd en ook daarvan maak ik een foto. Als we langs een openluchtkerk komen, gevormd door een soort wilgen die langs voorgegeven stalen frames groeien, maak ik ook een foto van de groene kathedraal. Er staan stoelen en een altar opgesteld en er kan zo en kerkdienst gehouden worden. Het leuke is, dat je in zo’n kerk ook gewoon een boom kunt uitkiezen om een plasje tegen te doen en laat ik daar nu toch juist aan toe zijn…..
Dan rijden we Dollnstein in, een wat groter plaats. Daar willen we graag overnachten, maar alle hotels en gaststates zitten vol. We besluiten maar door te rijden. In Breitenfurt krijgen we ook driemaal nul op het rekest, maar aan het eind van het dorp is nog wel een kamer vrij. We kunnen daar pas om 17:00 terecht en dus vleien eerst een uutje op het terras neer. De cheffin hebben we nog altijd niet gezien. Die schijnt boven aan het schoonmaken te zijn. Een wat warrige man is er wel. Hij schenkt vast wat drinken voor ons in, geeft ons de wificode en komt voortdurend een praatje maken. Hij vertelt dat hij vijftien jaar in de buitendienst van banken heeft gewerkt. Nu is hij hier huismeester waar hij allerhande klusjes doet. Telkens weer komt de man een praatje maken.
Dan is het 17:00 uur. We worden naar bovengeleid en treffen de cheffin: een hel klein vrouwtje met lang pluizig grijs haar. We moeten onze schoenen van haar uit doen. Het is mooi binnen en schoon, ook onze kamer. Er blijkt alleen geen raam naar buiten te zijn, maar een raam dat uitkomt op de gang. Ik confisceer een grote ventilator die vannacht hopelijk toch nog wat voor verkoeling kan zorgen. Het schijnt net gemaakt te zijn door Poolse gastarbeiders. Aan de overkant van de gang, bevindt zicht een schitterende familiekamer met vele kamers en erg veel ramen. Maar ons dak grenst aan een boerderij met een behoorlijke mestgeur en daarom moeten wij het zonder ram naar buiten doen. Verder ziet het er allemaal hagelnieuw en mooi uit. Als we de gang inlopen zien we een hok waar volgens ons de warrige man woont. De man is vast aan lager wal geraakt en heeft hier dus onderdak gekregen. Als we dus ooit aan lager wal raken, kunnen we dus nog altijd zoiets worden.
Na enige tijd zitten we op het terras. Acht heren van 60 jaar en ouder zitten daar al een hele tijd allen maar bier te drinken bij wijze van hoofdmaaltijd. Aan hun buiken is te zien dat ze dit vaker doen. Aan hun glimmende ogen dat ze beter straks niet meer in de auto kunnen stappen. Ik bestel iets vegetarisch. Dat is en probleem. Een omelet mit Bratkartoffelen is al niet mogelijk. Na drie kwartier wordt het eindelijk gebracht: Selma twee vette worsten in een fles tomatenketchup met dikke fieten erbij en ik een dubbele omelet met dezelfde frieten. Als toetje bestelt Selma een capuchino, maar na vragen aan de cheffin blijk ook dat er niet te zijn. Zo zitten we aan de Expresso en Thee. Ach, de ene dag gaat alles vanzelf, de andere dag moet je wat meer buffelen. Lastig is wel dat hier zoveel fietstoerisme is. Vermoedelijk zit daarom alles vol. Daarom gaan we morgen vast wat eerder omzien naar een slaapplek.
Gelijk een hert……, donderdag 28 juli
Breitenfurt – Pension garni Arzberghof in Kottingworth, 61 km.
Wat vreemd toch om een pension te maken met kamers die alleen maar een raam hebben naar de gang en niet naar buiten. We hoorden dat ze dit gedaan hebben omdat de buurman een veebedrijf heeft en alles naar mest stinkt. Toch puur natuur, zulke mestluchten. Het werd in elk geval een doorweekte nacht. De grote ventilator die ik van de gang had gepakt, maakte nog wat goed, al hoor ik het geraas van dst ding nog altijd in mijn oren. Inderdaad kampeer ik liever, in Hotels e.d. heb ik het eigenlijk altijd veel te warm. Ook zit het me dwars dat er gisteren al zoveel pensions vol zaten.
Na het ontbijt raakt Selma met de piepkleine cheffin in gesprek die vanmorgen piepkleine crocs aan heeft die haar nog een centimeter of drie te klein zijn. Selmaziet een foto staan van een man van een jaar of 40 en vraagt of dat haar zoon of haar man is. De vrouw vertelt dat dit haar man is, dat ze in 2001 dit pand gekocht hebben om een pension te beginnen en dat haar man toen longkanker kreeg en ik 2002 overleed. Sindsdien staat ze er alleen voor. Ze is nu 66 jaar en gaat nog een tijd op een lager pitje door. Maar de sjeu is er al vele jaren af. Dit is het noodlot, zo is het nu eenmaal gegaan. De vrouw vertelt wat wij voor werk doen. Selma vertelt dat ze verpleegkundige is en ik dat ik Pfarrer ben. De vrouw klaart helemaal op. Dat ze hier toch met een Pfarrer te maken heeft, dat doet haar goed! Apart is dat toch, dat mensen op een andere manier tegen je gaan praten als ze weten dat je dominee bent, terwijl ik ook gewoon de wc bevuil en moe ben na een zware fietstocht. Maar goed, ik weet wel dat het zo werkt. Ik noem dat altijd maar de sacramentele functie van het dominee zijn. Vooral in de verpleeghuizen waar ik werk, leeft dat sterk. Als ik langskom en ik niks zou zeggen, wordt er toch met een glunderend gezicht verteld: “Dominee heeft me opgezocht!” Aan die kant van mijn werk kan ik altijd maar moeilijk wennen. En toch: de mevrouw, die zegt Luthers te zijn, heeft zo een bijzondere ervaring gehad. Zij heeft haar ellende mogen vertellen aan een Pfarrer en diens vrouw die goed luisteren kan. En dat heeft iets helends in zich.
Op de fiets hebben we met haar te doen. Het zal je maar gebeuren dat je ergens nieuw wilt beginnen, een Hotel of Pension wil starten en dat dan een van beiden komt te overlijden. Mevrouw vertrouwde ons toe: “geniet maar van elkaar zo lang het nog kan!” En dat doen we zeker!
Als we Eichstatt binnenrijden bezoeken we de Dom. De kloostergangen zijn al een bezienswaardigheid op zich en de kerk mag er ook zijn. Men is juist bezig de tongwerken van het grote orgel te stemmen. We kijken wat rond. Bijzonder om te zien wat hier allemaal georganiseerd wordt, vooral op het terrein van kerkmuziek als aan gemeenteactiviteiten. Er zijn ook rijke domschatten hier, maar die hebben we niet bezichtigd.
De route is opnieuw mooi. Langs de alsmaar kronkelende en naar beneden stromende Altmuhl lopen rustige wegen en fietspaden van asfalt of wit gravel. Er zijn minder fietsers te zien dan gisteren. Net als gisteren zien we twee herten staan aan de kant van de weg. Heel vreemd is wat herten vaak doen. Ze zien je en blijven dan stokstijf staan. En als ze dan toch niet dood blijken geschoten te worden, springen ze weg.
Er is weinig te drinken en te eten onderweg. Wat we zien, is dicht. Uiteindelijk treffen we in Walting een Landgut voor gasten aan. Het is een soort Hotel, camping en restaurant en speciaal gericht op fietsers die een full pension fietsreis geboekt hebben. Hier zullen hele groepen hun middagmaaltijd gaan nuttigen. Op de grote tafels staan de bordjes van de groepen die hier komen eten. Maar wij zijn ook welkom. We bestellen drinken en elk een grote Kuche. Er komt een Nederlands gezin binnen met drie kindertjes. Ze hebben een geheel verzorgde Natuurreis van een week geboekt. Om beurten fietsen, kanoen, lopen ze een stuk, waarbij ook zwemmen en andere activiteiten worden meegenomen. Trots vertellen de kinderen wat ze allemaal doen.
We rijden hard en halen iedereen in. We zien twee Duitse dames die we gisteren ook op het terras van ons Pension zagen zitten. We denken dat het een stelletje is. We halen ze in en in Kinding stoppen ze bij dezelfde bakker/winkel als wij. We raken aan de praat. Zij wonen in Hallo, de een is een ‘Ossie’, de ander komt uit het Westen. Ze fietsen van Rothenburg a.d. Tauber naar Regensburg en dat stuk zijn wij nu ook aan het fietsen. Zij rijden weer verder, wij gaan nog even wat zitten eten hier.
Onder Beilngries bellen we aan bij een Gasthof. Er verschijnt een oude mevrouw vanaf het balkon. Ze vertelt dat de cheffin niet thuis is en dat ze ook niet weet hoe laat ze thuis komt. We besluiten maar verder te fietsen, het gaat lekker vandaag en de kruissnelheid is op vlakke stukken vaak zomaar 24 km per uur. Het is onvoorstelbaar hoe snel Selma power ontwikkeld heeft, 120 kilometer zou ze nu ook zomaar in een dag weg kunnen trappen, al ontkent ze dat en denk ik ook dat ze daar niet de lol van in zit.
In Kottingworth zien we een bordje “Gastehaus mit 15 Zimmer”, linksaf. Daar rijden we op af. We moeten de Althuhl en een drukke weg oversteken en dan een paarhonderd meter fors klimmen. En dan zijn we er. Het is hier erg mooi voor maar 55 euro per nacht een luxe kamer met balkon. De was wordt voor ons gewassen en gedroogd en eten kunnen we straks eten tien minuten lopen verderop in een goed restaurant. Selma heeft een luie stoel gevonden op het grasveld en haar jas gehaald om toch een kussentje te hebben. En ondertussen heb ik dit bericht getypt. We hebben nu bijna 900 km afgelegd en zitten een kilometer of 70 voor Regensburg. Vanaf Regensburg is het nog maar 145 km naar Passau. Dat moet in vier dagen allemaal makkelijk te doen zijn. In dat geval komen we maandag in Passau aan. Andre en Henk hebben via AirBNB een compleet historisch pand gehuurd in de binnenstad van Passau. Daar blijven we met hen dan tot woensdagmorgen. Dan tuffen we gezamenlijk weer naar huis.
Genieten: vrijdag 29 juli.
Kottingworth – Hotel Rathaus in Bad Arbach, 61 km.
Dit verslag begint op donderdagavond. In het Pension waar we zaten, kun je niet dineren. Men verwees ons naar een prima restaurant in het dorp, tien minuten lopen vanaf het Pension. We nemen de lezer graag mee.
We lopen de steile helling naar beneden af die we eerder met bagage en al beklommen hebben. Beneden steken we de provinciale weg over. We kijken naar links en naar rechts en weer naar links. Niet om over te steken, maar om te zien of daar het restaurant zit. Aan de provinciale weg zien we niets dat er als een Pension uit ziet. Daarom steken we de weg dan maar over en komen op de weg die vanaf de Altmuhl komt. Ook hier fietsten we vanmiddag. Links van ons verschijnt de kerk. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus ik ga even kijken. Het is zo’n nep-Barokke kerk, keurig van buiten in modieus zacht roze gestuukt en met van die ui-achtige dingen op de torens. Het ruikt muf in de kerk, waarschijnlijk door de lange kokosmat die in het middenpad ligt. Waarom die er ligt, weet niemand. Vast ooit geschonken door de plaatselijke vrouwenvereniging. En nu durft niemand te zeggen dat hij lelijk is, stinkt en in de weg ligt. Zo gaat dat, ik weet er alles van. “En dit dan?” zegt Selma die naar de zijkapel rechts van de deur wijst. Daar is een ruimte beschilderd op een manier die oud aan doet. Knap gedaan, denk ik nog. Totdat ik buiten ben. Daar lees ik dat de fresco’s in de zijkapel bijzonder gaaf uit de 13e eeuw zijn overgeleverd. Daar gaat mijn imago als kerkenkenner.
We hebben trek en lopen door. Dan zien we mensen lopen. Het lijkt wel een bruiloft of zo. Het restaurant zal toch geen besloten feest hebben vanavond? Dan wordt ons het avondeten door de neus geboord. We komen dichterbij en zien dat er een enorme menigte aan lange tafels zit te eten. Ook wij vinden een plekje, helemaal aan de rand van het enorme terras met onze rug naar de struiken zodat we goed kunnen zien wat er gebeurt. Het restaurant heeft iets van een mestkalverij, zo’n plek waar kalveren worden vetgemest voor de slacht. Hier worden mensen vetgemest. Nee, er is geen boze heks die zegt “steek je vinger maar door de tralies om te voelen of je al bent aangekomen”, maar aan het formaat van de meeste eters is te zien dat ze zeg maar erg van het leven genieten en dan vooral van dat deel van het leven dat door de mond naar binnen gaat. Voor nog geen acht euro heb je een reuzenschnitzel van zeker vier ons met twee zware Bratwursten er op, zuurkool er onder, een reuze nudel er naast en een bord friet met een paar blaadjes sla er bij. Na een kwartiertje komt er een bus aanrijden met zeker 60 al even zwaarlijvige mensen er in. We zien nog net geen bordje Veevervoer op de bus staan. Hier eten zeker 150 personen tegelijkertijd en als iedereen een pond vlees eet, wat nog aan de ‘magere’ kant is, gaat er hier dus alleen al bij de mensen die er nu zijn 75 kilo naar binnen. Om een indruk te krijgen: dat is een stuk meer dan Selma schoon aan de haak weegt, terwijl ze toch al een vijftigtal jaren vetgemest is. Van de weeromstuit bestel ik een vegetarische salade, die overigens erg lekker is. Selma krijgt haar Cordon Bleu niet op. Te groot.
Uitgegeten lopen we nog even naar de Altmuhl. Er zwemmen grote vissen in van zeker een halve meter. Ik heb veel meer verstand van oude fresco’s dan van vissen, dus ik kan niet vertellen wat voor vissen het waren. Maar ze laten de eenden, die ook in het water zwemmen, leven. Tenminste, waar wij bij stonden.
Als we teruglopen, zien we links een oud wit stenen kruis van een halve meter hoog. In het bijschrift staat dat het tot 1500 verplicht was om als een gebaar van verzoening een kruis neer te zetten op de Tatort: de plaats waar je iemand had vermoord. Ik neem aan dat je er ook nog voor gestraft werd, maar het gebaar is me erg sympathiek. Het gaat bij ons steeds meer om wraak. Daarom is het dat de rol van het slachtoffer in de rechtszaal steeds sterker wordt gemaakt. Maar uiteindelijk moeten mensen weer verder. Het plaatsen van zo’n stenen kruis op de plaats delict door de dader bij doodslag (of bij een verongelukte als gevolg van roekeloos rijgedrag) lijkt me een veel mooier gebaar. Ik zeg: opnieuw invoeren! Die Middeleeuwers waren zo gek nog niet!
We slapen bijna 10 uren. In de nacht is er een forse regenbui, daarvoor was het even benauwd. Aan het ontbijt komt er een gezin met vier kinderen de ontbijtzaal binnen. De jonge moeder heeft een knotje in haar haar en een rokje aan, net als het meisje. Selma vertelt dat veel gezinnen uit de Gereformeerde Gemeente vaak in Oostenrijk op vakantie gaan en dat daar door zware (niet als ik, maar vooral degelijke) dominees op zondag gewoon kerkdiensten zoals men gewend is worden gehouden. Het lijkt me dat er vast een website is waarop die dingen te regelen zijn (Vakanz Gezinsparken zo vindt Selma later), vooral omdat ik zie dat ze een Duitse volkswagenbus voor acht personen hebben gehuurd. Slim, want dat is veel goedkoper Dan voor en groot gezin zelf een personenbus bezitten. Als een Duits echtpaar afscheid neemt en zegt “Hopelijk tot volgend jaar” en van de cheffin als antwoord krijgt: “Ja, als Gott es will!” kijkt de man verrast op. De wereld is zo ongelovig nog niet.
Het is heerlijk weer. De bui van vannacht heeft al het benauwde uit de lucht gehaald. Het is nog wel zwaarbewolkt, maar we krijgen geen bui over ons heen. Omdat de route vandaag vooral over grint/gravelpaden gaat, moeten we af en toe slalommen om de plassen te ontwijken. Bij een grote plas werkt het ook als je een flinke aanloop neemt en dan op het moment supreme je voeten van de trappers haalt en zo hoog mogelijk optilt. Dan worden alleen je tassen maar smerig en de schone was, de shirts, fietsbroeken en onderbroek die Selma om te drogen aan de tassen heeft vastgemaakt.
Al snel wordt de Altmuhl ingeruild door het Main-Donaukanaal dat uiteindelijk de Donau met de Rhein en dus de Zwarte Zee met de Noordzee verbindt. Middels enorme sluizen wordt telkens het hoogteverschil overbrugd. Het eerste vrachtschip dat we hier zien varen, is zowaar een Nederlands schip! Stel je voor: je kunt dus met je motorjachtje zomaar van Friesland naar de Zwarte Zee varen!
In Riedenburg strijken we bij een Konditorei neer. Hier neem ik een bijzondere Appeltaart. Hij heette iets anders en er zat ook Sekt in – zal wel geen champagne zijn – maar hij was ontzettend lekker. Omdat Omroep Max nog altijd niet gebeld heeft om interesse te tonen voor onze Apfeltortevergleicherung (zie 14 juli) heb ik het dagelijks testen achterwege gelaten. Maar deze krijgt een dikke acht. Het was een negen geweest als het Konditoreimadchen niet de gewoonte had gehad om de Torte op zijn zij te leggen, waardoor ik hem met vereende krachten weer overeind moest hijsen alvorens hem aan te vallen.
Als de overheerlijke RiendenburgeSektApfeltorte smakelijk verorberd is, ontdek ik dat achter me inmiddels Obelix is gaan zitten. Obelix heeft zich verkleed in een groen hemd waaruit zijn behaarde en door de toverdrank gesterkte vetkwabben er aan alle kanten uitpuilen. Hij heeft het zichtbaar benauwd, want hij zit zo recht mogelijk op het puntje van zijn stoel waardoor zijn stoel zo ver naar achteren staat dat ik bijna klem zit. Zijn nek is nog wat breder dan zijn hoofd en naar onderen toe neemt de breedte alleen maar toe. Ongetwijfeld geniet ook hij van het vele eten dat hier de mensen wordt voorgezet. In elk geval zit hij de Romeinen op de hielen, dat blijkt.
In Essing is een lange houten zweefbrug over het Donau-Mainkanaal. Ter compensatie voor de aanleg van dit kanaal, dat in 1992 gereed kwam, zijn er een groot aantal landschappelijke verfraaiingen aangebracht waarvan dit er een is. We lopen een eind de brug op en maken een stel foto’s. Weer bij de fiets nemen we een pakje yoghurt, waarbij het oneerlijk verworven theelepeltje van Selma opnieuw goede diensten bewijst.
We rijden verder en komen in Kelheim. We nemen daar een Kasesuppe en kijken wie er zoal voorbij fietst. Voor ons is een enorme boogbrug over het kanaal dat hier bijna in de Donau over gaat. Na enige tijd komt Obelix aanfietsen. Hij heeft zich verkleed in een outfit waarbij zijn onschuldig lijkende onderbuiken en heupvleugeltjes nog nadrukkelijker uitkomen. In deze vermommingen is hij duidelijk undercover.
We besluiten Kelheim in te gaan in plaats van verder te rijden op de route. Kelheim is een leuke stad. Na enige tijd bereiken we het voormalige Franciscanerklooster waar nu een orgelmuseum in is gevestigd. Bij de kassa zit een vrouw van onbestemde leeftijd. Ze gaat compleet uit haar dak bij de aankomst van liefst twee bezoekers. Ze wil ons van alles vertellen en dan liefst ook alles tegelijkertijd. Ze gaat ons voor naar de kerkzaal waar een stel orgels staan en begint omstandig de geschiedenis van de Franciscaner in het algemeen en van dit klooster in het bijzonder uit de doeken te doen. Daarbij kijkt ze vooral mij aan en ik probeer inderdaad af en toe een vraag te stellen die er op zou kunnen wijzen dat ik haar verhaal interessant vind. Ondertussen repareer ik het touwtje waaraan mijn leesbril altijd hangt, rommel ik in mijn tasje waar ik mijn zonnebril in stop en mijn mobieltje uit haal. Dan is de dame eindelijk klaar. Tenminste, dat hadden we gedacht! Als ze hoort dat ik organist ben, mag ik alle orgels uitproberen. Maar als ik wil beginnen met wat te improviseren, vraagt ze of ik misschien bladmuziek nodig heb. Dat wil ik graag. Ik ga met haar mee en voordat ik er erg in heb leidt ze me boven rond, totdat ze zich klaarblijkelijk realiseert dat ik graag wat bladmuziek hebben wil. Ze gaat me weer voor naar de balie beneden waar ze me wijst op een stapel bladmuziek in een kastje. Ik kies twee bundels met muziek van Bach uit en vermaak me op de orgels, die echter allemaal behoorlijk romantisch zijn en dus niet zo geschikt voor de muziek van Bach. Ik had beter wat van Mendelssohn of Franck kunnen pakken, maar heb niet het lef om opnieuw het risico van een verdere rondleiding te lopen. Selma krijgt die ondertussen wel, zelfs buiten in een soort wandeling om alle bijgebouwen heen. Daarna zet de dame alle deuren van de kerk open in de hoop dat er mensen op de muziek afkomen.
Afijn, anderhalf uur later ziten we weer op de fiets. We rijden door naar Bad Abbach waar we een mooie Hotelkamer vinden. Als we daarna lekker eten in een pizzeria om de hoek, komt daar mevrouw Obelix een ijsje eten. Opnieuw een teken dat de Romeinen hier gezeten hebben. Morgen langs de Donau (ja, we rijden inmiddels langs de Donau!) maar eens zien of we everzwijnen kunnen vangen.
Hot! – zaterdag 30 juli
Bad Arbach – Gasthaus in Hofdorf, 63 km
’s Nachts hebben we altijd de vraag: kiezen we ervoor om de koelte binnen te laten inclusief de muggen, of houden we de muggen buiten inclusief de koelte? Vannacht kozen we voor een compromis: beide ramen wijd open maar de vitrage ervoor wegens de muggen. Het gevolg was dat er geen muggen kwamen, maar dat het er ook niet koel werd. Hot dus. De volgende morgen aan het ontbijt was het nog steeds warm. De Chef had voor ons aan het raam in de zon gedekt. We verkasten naar een ander plekje, want we moeten de hele dag nog in de zon zitten.
Om half tien rijden we weg. Vol verwachtingen, want vandaag doen we Regensburg aan. Dat was ons aanvankelijk doel. Nu al, zo’n drie dagen voor het einde van onze fietsvakantie gaan we Regensburg binnen rijden. En daarna alvast een stuk richting Passau. Ook Selma is inmiddels een ervaren fietser geworden die er flink de vaart in houdt, al hebben we het vandaag zwaar. Want het is warm. De temperatuur loopt op naar 30 graden. Na tien kilometer pauzeren we op een mooi plekje aan de Donau. Elk een chocomelkje uit onze spaarzame voorraad. Die voorraad moeten we eigenlijk nodig aanvullen.
Als we weer verder rijden, wordt het zwaarder. Het asfaltpad verandert in een grindpad dat slechter wordt naarmate we Regensburg naderen. Het schiet maar niet op, fietst zwaar. Onze handen beginnen door het langdurige trillen van het stuur te tintelen en de zitvlakken hebben het door het gebonk ook zwaarder dan anders. En daar komt dan nog eens de hitte overheen.
Uiteindelijk komt dan toch het moment dat we in Regensburg voor de oude brug, die gerestaureerd wordt, en de poort staan. We maken een stel foto’s, bouwen een feestje dat ons doel bereikt is en dat we nog een stel dagen over hebben! Dan trekken we Regensburg in. De schitterende Dom is snel gevonden. We brengen er een tijd in door. Daarna vleien we neer op een terras tegenover de Dom. Vervolgens trekken we de binnenstad rond, maar al snel lokken de fietsen ons. We beklimmen de zadels en trekken half fietsend en half lopend door de diverse voetgangerszones heen naar en over de brug. Aan de andere kant van de Donau rijden we geleidelijk Regensburg uit. De fietsbordjes Donau Rad Weg richting Passau staan goed aangegeven. Net als we het lang vinden duren, rijden we langs de Donau. Het is hier veel rustiger met fietsers.
In Donaustauf rijden we een dorpje in omdat hier een hapje gegeten kan worden. Het is bijna 13 uur en dan gaan onze magen knorren. Er blijkt juist een grote groep binnen te zitten en daardoor duurt de bediening erg lang. Het hindert niet, we zitten goed onder een grote boom en drinken het nodige. Selma verwisselt haar wielrenshirt voor een koel topje. Ik lees de route voor de komende dagen door. En verder wachten we. Als het eten dan eindelijk gekomen is, rijden we om 14 uur weg. De Donau is snel weer gevonden. Nog een uurtje fietsen, dan zijn we ver genoeg voor vandaag. Maar de route gaat gaandeweg over op nare grindwegen met vaak grof grind en flinke kuilen. Het wordt zwaar, ook omdat de route niet meer aangegeven staat en we dus omrijden. Ondertussen passeren we de grens van 900 km en de 1000 km gaan we normaal gesproken dus ruim halen. Na een heleboel geschud en gedoe, gezweet en getril, zien we een bordje Gasthof Pflammern in Hofdorf. Dat dorpje ligt net naast de route en zulke plekjes bevallen ons meestal het best. Na even zoeken, vinden we het naast de kerk. Ik loop het pand binnen en vraag of es hier auch einen Doppelzimmer gibt. Wel twee, is de reactie van drie mensen die daar wat zitten te eten. Ik geef aan dat we elkaar nog altijd niet zat zijn en dus aan een kamer wel genoeg hebben. Dat leidt tot hilariteit. Vervolgens gaat een jonge man ons voor. Hij loopt om het pand heen, tussen wat schuren door. We komen in een soort binnenplaats waar een kar met zooi staat en een complete minigolfbaan. En een huis. Een compleet huis, waar men kamers in gemaakt heeft. Het is netjes en schoon.
We douchen en drinken een bier (biertje kun je hier niet zeggen) op het terras. We doen de was en hangen die te drogen op onze fietsen die we in de zon zetten. Ik schrijf het verslag, kijk het journaal en Selma doet een schoonheidsslaapje. Dan kunnen we hier een hapje eten.
Er is vermoedelijk nog maar zo’n 120 km te gaan. Passau, we komen er aan!
Nat, zondag 31 juli
Hofdorf – Hotel Hottl Deggendorf, 61 km.
Aan het ontbijt maken we een paar broodjes extra klaar als lunchpakket. Het nederlandse gezinnetje met de 123Inkt-auto is dan al weg. Fijn dat ze nog op vakantie konden. Want daags voor ons vertrek heb ik nog inkttoners bij ze besteld en betalen binnen 14 dagen lukt me daardoor niet. Het heeft hun echter niet van vakantie weerhouden, gelukkig maar. Selma stopt ook drie yoghurtjes in haar tas voor onderweg, want ze heeft inmiddels nog dat lepeltje. Dan rijden we rond negen uur weg. Het weerlijkt lekker, in elk geval fris. Maar na enkele kilometers trekt de lucht dicht en wordt het vochtig. Na 15 km duikt aan de andere zijde van de Donau de stad Straubling op. Daar rijden we op af. Van heinde en verre steken een tweetal kerken boven het silhouet van de stad uit.
Als we op het centrale plein aankomen begint het zacht te regenen. We nemen plaats onder een grote parasol bij een restaurant waar alle bedienden in die oud-Beierse apanpakjes lopen waarmee je in Langweer veel kansen zou maken voor een van de prijzen bij de jaarlijkse optocht. Als ik een broodje kaas bestel, geeft men aan dat dit niet mogelijk is. Dan nemen we samen maar een Kasetorte. Met drinken er bij. Misschien hebben we het verkeerde besteld, want het blijkt een maizenatorte te zijn met nog een klein beetje van de oorspronkelijke Kase. Maar goed, we eten per slot van rekening voor het aanvullen van de koolhydraten en niet voor de smaak. Ondertussen krijgt men een lichte rolling van de regen. Men weet duidelijk niet goed wat men moet doen. Een van de obers komt ons zeggen dat het een kleine catastrofe is dat het nu regent terwijl het gisteren zo heet was. Ik maak van de gelegenheid gebruik om hem te vragen waar de Agnus Bernauer Kapel is. Hij heeft er nog nooit van gehoord, maar gaat binnen een kaart halen. Zegt hij. Want wat er ook komt: geen kaart. Ach, geen beste tent hier. Mooi is het wel. Het centrale plein van Straubing is prachtig. Aan drie oudere heren die om half elf natuurlijk al weer aan een halve meter bier zitten, vraag ik de weg naar de Agnus Bernauer Kapel. Ze duiden me die en blijken ook het onderliggende verhaal te kennen.
In 1435 leek het wat te worden tusen de boerendochter Agnes Bernauer en de zoon van Hertog Ernst van Beieren. Een huwelijk met een burgermeisje was voor de Hertog echter onbespreekbaar. Omdat de liefde niet stopte, liet hij Agnes Bernauer in de Donau verdrinken. Het is een verhaal zoals het zo vak voorgekomen is: een onmogelijke liefde die fataal afliep. Wat een verdriet. En wat een woede in de richting van de Hertog. Het bijzondere is echter dat de Hertog spijt kreeg van zijn daad. Hij liet daarom op de begraafplaats waar onder andere de adelijke familie begraven werd een kapel bouwen ter nagedachtenis aan haar: de Agnes Bernauer Kapel. Vooral voor die Kapel zijn wij naar Straubling gekomen. De kapel ligt op het kerkhof rondom de 11e eeuwse streng Romaanse St Petrusbasilik. Door de regen rijden we er heen. Het kerkhof is eeuwen oud. De meeste opschriften op de graven zijn niet meer te lezen. Er staan twee kapellen, maar we komen er niet achter welke de Agnus Bernauer Kapel is. De deuren zijn gesloten, in een van de kapellen kunnen we door een stalen rooster naar binnen kijken. Bij de Basilik kunnen we in het voorportaal komen. De Basilik is schitterend, heel sober met strakke lijnen. Wat jammer dat er niet helemaal in kunnen. Duidelijk is wel dat hier op dit kerkhof de voorname mensen begraven werden. En dus ook het boerenmeisje Agnes Bernauer. Zo heeft de geschiedenis haar naam bewaard.
We rijden weg in de richting van de brug die ons weer naar de goede kant van de Donau moet brengen. Vanwege de regen hebben we onze poncho’s aangetrokken. Met de onafscheidelijke petten er boven. Dan begint het enorm te hozen. We schuilen een tijd onder een afdakje van een woning. Als de regen weer iets minder is, fietsen we de brug op. We zien de naam van de brug, die langs het slot loopt waar de hertog woonde: de Agnes Bernauer Brucke!
Een paar kilometer verder zien we rechts een gasthof. Hij is open. We stallen onze fietsen droog, hangen de poncho’s uit en gaan naar binnen. Want het stort nog altijd van de regen. Binnen bestellen we beiden een lekker soepje. Het is twaalf uur, dus we doden de tijd door te lunchen. Het duurt lang tot de soep gebracht wordt, maar dat kan ons niets schelen. Rechts van ons zit een Engels gezin. Het pubermeisje houdt haar jas aan en haar helm op, al regent het hier binnen niet en er is ook geen valgevaar. De moeder leert het zoontje van de eigenaren een paar Engelse woorden. Als ik haar vraag of ze docent is, geeft ze aan dat ze tandarts is. En niet eens van kleine kinderen.
De regen stopt niet. Dit tot verbazing van de eigenar omdat er voorspeld was dat er af. En toe een bui zou vellen, mar niet de hele dag. Blijktbaar is dit zo’n dag dat het weer zich niets van het weerbericht aantrekt. Daarom stappen we maar eens op. We hebben geluk, want het wegdek blijft goed. We rijden door tot Bogen. Daar blijven we een tijdje in een sport busstation. We eten er de meegebrachte broodjes op en de toetjes yoghurt. Daarmee komt het lepeltje, waar Selma dagen geleden ook al eens stront uit de profielen van haar schoenen peuterde, goed van pas.
Als we weer opstappen, komt na enige tijd een man uit Keulen met ons meerijden, die goed Nederlands spreekt. Hij ging jaren achtereen in Friesland zeilen en de boot van zijn ouders ligt nog altijd in Oppenhuizen. Hij is ook ket fietsvakantie, mar heeft geen bagage bij zich. Elke dag zet hij zijn caravan en stukje verder en fietst hij een stuk van de route heen en terug. Ook is hij lopend onderweg naar Santiago de Compostela, wat hij als volgt doet: de caravan rijdt hij steeds een stukje verder. Dan fietst hij naar de volgende camping en loopt terug, waarna hij met de caravan nar de volgende camping gaat. Het is een typische man. Terwijl hij tussen ons in komt rijden, matigt de snelheid zich behoorlijk. Dan zegt hij dat hij er harder vandoor gaat. Voor ons en moment om even wat te drinken. We blijken ondertusen al vrij ver te zijn. Uiteindelijk treffen we in Deggendorf het prachtige viersterrenhotel Hottl. Deggendorf is erg mooi, als twee druppels water – het regent nog altijd – lijkt het op Straubling met een zeer langgerekt plein, met in het midden daarvan een zeer hoge toren.
Wie schaffen das! – maandag 1 augustus
Deggendorf – altstadt Passau, 63 km
Gistermiddag bekijken we in het Hotel rechtstreeks de oecumenische viering ter gelegenheid van de aanslagen in Beieren en in Munchen in het bijzonder in de Domkerk te Munchen. Het is indrukwekkendmet gloedvolle toespraken van de rk kardinaal, de lutherse bisschop, de oosters orthodoxe kerkleider, een rabbijn en een jonge Moslimvrouw, die elk een deel van de dienst uitvoeren. Er wordt een lied gezongen dat ook in ons liedboek staat en van Huub Oosterhuis is. Mooi om te zien hoe zijn liederen in vertaalde vorm ook in Duitsland ingang hebben gevonden.
Gisteravond zitten we te eten op het terras van een restaurant waar een geuniformeerde bediende – in zo’n nep klederdracht apenpakje zoals ze hier in alle restaurant aan hebben – oms zo aardig de weg wees naar Hotel Hottl. Bij wijze van dank dus. Het eten was goed, daar niet van, maar haar collega! Ik schets haar even. Ze houdt het midden tussen een geblondeerde non in klederdracht en een hordenloopster. Ze rent in haar wijde rok als een bezetene tussen de gasten op het terras door waarbij ze geregeld stoelen raakt en gasten de stuipen op het lijf jaagt door opeens met kabaal vliegensvlub achter hen op te duiken. Echt, een olifant in een porseleinkast gaat voorzichtiger te keer. Blijkbaar vindt ze dat ze zo snel en luidruchtig mogelijk moet rennen opdat iedereen haar arbeidsethos ziet. Dat ze verder geen enkel blijk van enig overzicht en maar te hooi en te gras wat doet, betekent alleen maar dat ze nog wat harder moet gaan lopen. Terwijl het helemaal niet druk is duurt het zomaar tien minuten voordat ze met de rekening kom, daarvoor ben ik al een keer naar binnengelopen. Pas als ik haar collega om de rekening vraag, komt ze opeens aanzetten. Met zo’n wielewaai in de bediening is rustig dineren nou niet bepaald het woord dat als eerste bij me bovenkomt.
De volgende ochtend genieten we van een geweldig ontbijt. Het is heerlijk afgekoeld, hooguit 20 graden. We rijden hard. Te hard. Want we hoeven maar 60 km en als we gewoon doorrijden zouden we daar om 13 uur al zijn, terwijl we om half vijf hebben afgesproken. We passen daarom een aantal vertragingstechnieken toe bestaande uit een drietal terrasjes en twee picknicktafels. De route is mooi en gaat langs steeds hogere hellingen aan weerszijden van de Donau. Geregeld halen we leden van dezelfde groep Nederlanders in die met hun e-bikes ook een deel van deze route afleggen. Het grootste deel van de wegen/fietspaden is glad asfalt, een klein deel bestaat uit grindwegen. De routebeschrijving spreekt dan wel steeds van gravelpaden, maar grindwegen is een betere benaming: het gravel waar ik vaak op tennis bevat nooit keien van een cm of vijf dik. Op een platgereden spoor is vaak wel prima te fietsen, maar geregeld gaat het ook echt van hotseknots. Maar goed dat we dikke banden hebben.
Op zo’n grindpad passeert mijn kilometer de 1000 km. Ik film de minuut waarin dat gebeurt vanaf de fiets. In plaats van op 1000 springt hij op 0,00. Dat is toch jammer, want die 1000 moet ik er dan bijdenken. Overigens staat mijn kilometerteller inmiddels op bijna 8500 km, wat in twee jaar toch een prima afstand is. De oorspronkelijke dikke banden zitten en er onder en houden zich nog best: nog geen enkele keer plat geweest.
Dan komt het moment dat we Passau binnen rijden. We maken een selfie vanons tweeen voor het bord van Passau. Wir haben es geschafft!! We steken een lange neus op naar al die mensen die dachten dat dit niks voor Selma zou zijn. We zijn verder dan we dachten te komen en nota bene nog een dag eerder ook! Een half uur later staan we bij de Dom van Passau. Selma rust op een bankje, ik loop de Dom in. Een en al barokke pracht en praal, het kan me niet bekoren. Een uurtje later komen Andre en Henk aanlopen. Met de auto is het centrum nauwelijks te bereiken, bij het Bahnhof staat de auto in de parkeergarage.
De jongens zijn moe. Dat krijg je er van als je niet gaat fietsen. We drinken wat. Dan is het half vijf. Voor het via AirBNB gereserveerde appartement kan Henk bij restaurant X om half vijf de sleutel ophalen. Restaurant X is vandaag echter gesloten. Hij belt het opgegeven telefoonnummer. Het appartement bevindt zich in een zijstraatje van het Residenzplatz. Henk en ik lopen er heen. De sleutel zou in de brievenbus liggen. Maar bij ons huisnummer is geen brievenbus. Henk belt opnieuw. We moeten terug naar het Residenzplatz en naar nummer zoveel n grote diepe gangmet een speciale kleur deur. Die deur zou open zijn en achter die deur zouden brievenbussen zijn. Als twee leden van der Kriminalpolizei gaan Henk en ik op pad. We vinden de deur die open is en de brievenbussen. Na even zoeken vinden we in de juiste brievenbus een sleutelbos. Daarmee gewapend lopen we naar doorgekregen adres in een zijstraatje van het Residenzplatz. De deur gaat open en blijkt een toegangspoort te zijn. De deur valt achter ons in het slot. We staan in een lange gang die naar een binnenplaats loopt en bevinden ons in de Middeleeuwen. Pal voor de binnenplaats nemen we een stenen trap naar boven. Bovengekomen is een soort rondgang rond de binnenplaats met links een zitje. De sleutel past op de deur links en zowaar, we staan in een appartement dat gewelven als plafonds heeft, dikke muren en leuke meubeltjes. Er is een piepklein keukentje, een badkamer met wasmachine, een grote woonkamer met slaapbank en een grote slaapkamer met een laag tweepersoonsbed. Prima. Plek voor de fietsen zien we nog niet. Beneden in de binnenplaats is links onder oms appartement een groot fietsenhok. Daar stallen we de fietsen. We zijn gearriveerd. Hier blijven we tot woensdagmorgen.
Weer thuis.
Woensdagavond zijn we weer thuis gekomen. Donderdag komt Annemarie thuis vanuit Malawi, vol indrukwekkende verhalen. Vrijdag is mijn werk weer begonnen, naast mijn taken op het Open Sneekweek Tennistoernooi. De tasjes zijn opgeruimd, de kleding gewassen. Ik ben aan een definitieve vastleging begonnen om in combinatie met de foto’s een soort boek te maken van de tocht voor onszelf. Daarna zal ik uit dit verslag hier de douten uithalen en er ook nog wat foto’s aan toevoegen.
De fietsen moeten nog schoon. Ze zien er niet uit. In totaal hebben we 1047 km gereden, zo geeft mijn kilometerteller aan.