Ysbrechtum, 31 juli 2011.
Voorganger: Aart C. Veldhuizen.
Organist: Auke Buma.
Psalm 4 – dialoog als antwoord op geweld!
Lezing: Psalm 4 in de vertaling van Pieter Oussoren.
4:1 | (Voor de koorleider, bij snarenspel, een musiceerstuk v. David.) |
Psalm 4 — Cum invocarem. |
4:2 | Als ik roep, antwoord mij, God van mijn recht, schep in de benáuwing mij rúimte,- schenk mij genáde en hóor mijn gebéd! |
|
4:3 | Manszonen, hoe lang nog, mijn glorie te schande, bemínt ge slechts léegte en zóekt gé bedróg! sela |
|
4:4 | Weet dat de Ene onderschéidt wie zijn vríend is, de Ene zal hóren als ik tót hem róep! |
|
4:5 | Weest woedend, maar zondigt niet, zegt het in uw hart óp uw béd, en zóekt het ín de stílte. sela |
|
4:6 | Offert óffers van opréchtheid, en weet u véilig bíj de Éne. |
|
4:7 | Overvloedig die zeggen ‘wie laat ons zíen het góede!- hef, Ene, over ons het lícht van úw geláat!’ |
|
4:8 | In mijn hart gaf ú mij vréugde, meer dan toen koren en móst bij hén in óvervloed waren! |
|
4:9 | In vrede tezaam leg ik mij neer en slaap in, want gíj, Ene, alléen, bíedt mij een véilige zétel! |
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Psalm 4 is mij dierbaar, vooral vanwege de prachtige berijming van met name het derde vers dat we zo dadelijk na de preek zullen zingen:
“Ik kan gaan slapen zonder zorgen
en slapend kom ik bij U thuis.
Alleen bij U ben ik geborgen,
Gij doet mij rusten tot de morgen
en wonen in een veilig huis.”
Zou het ook helpen voor vanavond en vannacht? Om te gaan slapen zonder zorgen en te rusten tot de morgen? Als je dat lied zingt, is het dan genoeg? Nee, natuurlijk niet. Zo’n lied zingen als een soort mantra helpt natuurlijk niet.
Na de verhalen over de dader van de schietpartij op het eiland, komen nu de verhalen van de slachtoffers en van overlevenden los. Het is ondenkbaar dat de overlevenden kunnen slapen zonder zorgen en kunnen rusten tot de morgen. De Noorse samenleving is geschokt. En in ons land laait de discussie op: “Komt het door de groeperingen die roepen dat de Islam een groot gevaar is? Zijn zij het die deze man hebben voortgebracht?” “Nee, daar mag je niet over praten”, zeggen anderen.
Weer anderen zeggen: “Nee, groeperingen als de PVV zijn absoluut niet verantwoordelijk. Maar het zou wel goed zijn als ze zich bezinnen op het taalgebruik. Want dat lijkt hier toch totaal verkeerd begrepen te zijn.”
Kunnen we rustig gaan slapen? Kun je rustig gaan slapen als je zelf in je eigen leven met moeilijke dingen wordt geconfronteerd? Nee, mij lukt dat in lastige omstandigheden meestal niet.
Van Paus Johannes XXIII wordt gezegd dat hem dat wel lukte. Paus Johannes XXIII werd aangesteld na een heel lange discussie over wie de nieuwe paus moest worden. Moest dat een orthodoxe zijn? Of juist een hele moderne? De discussie duurde eindeloos. Tot men een derde aanwees als een compromis. Een al wat oudere kardinaal, die toch niet zo lang meer te leven zou hebben. Maar deze Johannes XXIII ontpopte zich tot een geweldige paus, iemand die enorm veel ten goede heeft veranderd. Het verhaal gaat dat hij elke avond een heel eenvoudig gebed uitsprak: “Heer, ik ga slapen, het is uw kerk, U redt U er maar mee.”
Wat moet er voor gebeuren voor je zover bent? Daar gaan we vanmorgen naar op zoek. Laten we maar gewoon vooraan beginnen. Vers 2: “Als ik roep, antwoord mij, God van mijn recht, schep in de benauwing mij ruimte, schenk mij genade hoor mijn gebed!”
De dichter roept tot God. Hij zet voort wat hij in het slot van Psalm 3 al luid riep: “Sta op, HEER, red mij, mijn God!” De dichter roept tot God. Dat maakt ruimte. Als je je helemaal uitspreekt. Alles, dat je het niet alleen neerlegt in de handen van God, maar dat je het ook uitroept.
Roepen tot God. Daar hebben we vaak moeite mee. Ten eerste vragen we ons nogal eens af of dat wel helpt. Misschien komt dat omdat het vaak te gemakkelijk is gezegd, zo van: “bid maar, dat helpt”. Goed, ik vouw mijn handen, maar lost dat dan ook wel wat op? Zoveel mensen bidden zich te pletter, bijvoorbeeld in een situatie van ziekte, maar hebben toch de ervaring dat hun geliefde sterft…. “Heeft God wel zoveel oren?” vraagt een kind. “Ja”, zegt zijn opa, “God heeft voor elk mens één oor”. Mooi gezegd, maar de ervaring is nogal eens anders….
De tweede reden waarom we moeite hebben met het roepen tot God, is dat we toch nog altijd vinden dat we ons tegen God heel netjes uit moeten spreken. Het moet wel eerbiedig blijven, vinden we. Daarom is het goed om even stil te staan bij het ‘roepen’ tot God. In dat roepen, of het ‘luide roepen’ van Psalm 3, zit iets dat je inderdaad hard moet roepen omdat God het anders blijkbaar niet hoort. Dat is een manier van omgaan met bidden die ons vreemd is. Het past in een manier van mensvormig spreken over God die je in de Bijbel op veel plaatsen tegen komt. Als je het gevoel hebt, dat God niet naar je luistert, moet je harder roepen. Het is goed om dat vast te houden. Soms is bidden voldoende. Geeft het je rust als je in de stilte je handen vouwt en je uitspreekt. Maar soms is die manier van bidden voor je gevoel niet voldoende. Soms werkt het beter om naar buiten te gaan, naar ergens in het veld waar niemand je hoort en je daar uit te schreeuwen, dat je die schreeuw in je die je eigenlijk het zwijgen op probeert te leggen nu eindelijk eens een keer de ruimte geeft. Die manier van bidden komen we vooral in de Psalmen tegen. Roepen, hard roepen, schreeuwen soms zelfs.
We zijn op zoek naar het vertrouwen dat de dichter aan het einde van de Psalm uitspreekt, dat hij kan slapen zonder zorgen. Is dit het dan? Dat hij roept tot God? Dat hij zich in de richting van God helemaal uitschreeuwt?
Vrienden van ons hebben een zoon die eens gepest werd in de klas. Ze gingen daarover in gesprek met de leerkracht. Ze verwachtten veel van dat gesprek. Maar de leerkracht zei: “Bidden jullie hier wel eens over met jullie kind? Anders wil ik ook wel met jullie kind bidden hoor.” Tot meer kwam de leerkracht niet. De ouders waren verontwaardigd, woedend zelfs: “Is bidden tot God het antwoord op het gepest worden van mijn kind? Schei nou toch uit! Doe wat! Er moet gepraat worden! De pestkoppen onder de kinderen moeten worden aangesproken en misschien hun ouders ook wel. En hen moet duidelijk gemaakt worden wat ze onze zoon aan doen!”
Bidden alleen is niet genoeg. Er moet meer gebeuren. In Noorwegen komt men in de kerken bijeen. Ze bidden. Maar dat niet alleen. Ze roepen op tot gesprek, dat ze willen streven naar een samenleving die nog opener is, nog democratischer, met nog meer gesprekken en debatten tussen verschillende mensen. Geen haat, maar dialoog als antwoord op geweld. Indrukwekkend. Ik denk dat dit onze weg is: geen haat, maar dialoog als antwoord op geweld. Jezus ging nog verder, die bracht liefde in als antwoord op geweld. Voor ons lijkt dat te hoog. Dialoog als antwoord op geweld, dat is misschien wel te doen. En in Noorwegen lijkt men dat te gaan doen. Ze bidden niet alleen, zelfs niet als dat roepen is, roepen tot God. Ze gaan ook met elkaar in gesprek.
Dat is precies wat er in Psalm 4 gebeurt. Waar het in Psalm 3 de anderen zijn die tot de dichter spreken, anderen die hem zijn eer en geloof willen afpakken en hij daar onder gebukt gaat, is hij nu degene die zelf het initiatief neemt. Hij zoekt ze op. Hij spreekt zich uit. Helemaal.
Ik moet denken aan de serie ‘In therapie’ die deze zomer op de late avond op televisie is. Wekenlang volgen we vijf personen of gezinnen die op therapie komen, prachtig gespeeld en levensecht. Elke woensdag komt Olivier[1] met zijn ouders. Olivier is een jaar of 13. Hij is wat dikkig. Hij komt met zijn vader en moeder. Vader en moeder gaan uit elkaar en hij wil niet slapen in het huis van zijn vader. Moeder beschermt Olivier tot in het extreme en toch voel ik met haar de meeste compassie, want die vader….. Vader wil dat Olivier schaakt, want dat is goed voor zijn killers-instinct. Hij wil dat Olivier voetbalt, want daar wordt hij hard van. Olivier moet hard zijn. Hij moet niet zeuren. Hij moet zich maar neerleggen bij de scheiding van zijn ouders en moet al helemaal niet bij zijn moeder in bed kruipen als hij niet kan slapen. Of is het vooral zijn moeder die graag wil dat haar kind bij haar komt liggen slapen? De komende weken zal er nog heel wat gepraat moeten worden om dat duidelijk te krijgen.
Ook de dichter van Psalm 4 begint te praten. Heeft hij therapie gevolgd? Of gaat hij uit zichzelf de anderen, met wie hij zo’n moeite heeft, opzoeken? Hij zoekt ze op en spreekt ze aan als zonen van een man. Zo staat het namelijk letterlijk in vers 3: zonen van een man. “Zonen van een man, hoe lang nog maken jullie mijn eer tot schande hebben jullie ijdelheid lief en zoeken jullie de leugen?”
Als Olivier zijn vader laat begaan, wordt hij zo’n zoon van een man. Dan wordt hij een harde kerel, die niet mag huilen, die zijn gevoelens heel diep weg stopt, een killersinstinct heeft en over lijken gaat. Dan wordt hij zo’n zoon van een man die ijdelheid lief heeft, dingen die leeg zijn, die niks voor stellen, omdat hij niet in zich wil laten kijken, dan dient hij de nikserigheid en zoekt hij de leugen. Als Olivier zijn vader laat begaan wordt hij een engerd, een niets, een niemand.
Woensdagavond wat te zien dat het Olivier niet lekker zit. Hij kan niet voldoen aan het beeld van zijn vader en wil dat eigenlijk ook niet. Het lijkt erop dat hij zich als een soort daad van verzet helemaal rond eet. Het lijkt erop dat hij zichzelf een niks vindt, een niemand, iemand die niet deugt, die niets is en ook nooit wat zal worden. Even zag ik zijn ogen vochtig worden, een traan die op huilen lijkt, waar zijn overbezorgde moeder meteen helemaal spastisch op reageert, maar verder zwijgt hij. Zwijgen. Niet wroeten. Niet stil staan. Dat is de manier van zijn vader. Niet binnen laten kijken. Nee, want wat er dan allemaal los komt….
Lange tijd heeft men de problemen in de oude wijken ook weg willen stoppen. Men wilde niet zien dat al die culturen door elkaar heen ook problemen gaf. Er moet gepraat worden, thee gedronken, de dialoog aan gegaan worden, niet alleen met Moslims, maar ook met ontevreden mensen, we moeten leren om werkelijk multicultureel te zijn, ook samen met die mensen die zich bang voelen, bedreigd, ontheemd in hun eigen stad. Dat is moeilijk. Want wat komt er dan allemaal los?
Daar is lef voor nodig. Het heeft lang geduurd voordat ik zelf het gesprek aan durfde gaan
over dingen die mij dwars zaten. Ik herken het maar al te goed, die aarzeling, het ‘ach, laat ook maar’, het ‘ach, het haalt toch niks uit’, het ‘wat haal ik er allemaal mee overhoop?’ het ‘ik zie het misschien allemaal veel te zwart wit’ en ‘zo erg is het toch allemaal niet?’ De dichter van Psalm 4 draait er geen doekjes om: “Zonen van een man, mijn eer maken jullie te schande en jullie beminnen slechts leegte, nikserigheid en je zoekt bedrog”
Dat zijn zware woorden. Niet iedereen heeft zulke verwijten jegens een medemens. Maar eigen verwijten jegens een ander kennen we wel. Hier klinkt het diepste verwijt. Het verwijt in de richting van een man die bezweken is voor zo’n vader als de vader van Olivier, die net zo’n kerel is geworden met een killer-instinct, die zegt geen gevoelens meer te hebben en bikkel en bikkelhard geworden.
Nee, Olivier durft zijn stem nog niet te verheffen, in elk geval nu nog niet. Misschien ergens in de komende weken. Zoiets moet ook groeien. En de vader heeft vast ook zijn eigen verleden, dat verklaart waarom hij zo geworden is. Ongetwijfeld zal de komende weken blijken dat de man in werkelijkheid niet zo hard is als hij zich graag voor wil doen, maar dat er iets van angst onder zit.
De dichter van Psalm 4 richt zich op de zonen van een man. Hij lijkt daarmee te doelen op machthebbers uit de categorie zondaren van Psalm 1, op mensen die over anderen heen walsen. Leerzaam is het dat de dichter de banden met hen niet doorsnijdt. Dialoog als antwoord op geweld. Hij spreekt zich helemaal uit en zegt alles wat er gezegd moet worden, maar probeert in zijn woorden dicht bij de ander te blijven. Zeker, ze deugen niet, er is teveel gebeurd en hij voelt zich zelfs in zijn eer aangetast, maar hij probeert ze te winnen: “Zonen van een man, weet toch, de HEER beloont trouw, de HEER zal horen als ik tot hem roep! Nee, geloof hen niet die zeggen dat God je niet het goede zal laten zien. Geloof hen niet die zeggen dat God niet zijn licht over je zal laten schijnen. Sterker nog, zonen van een man, ik heb dan wel niet zoveel koren en wijn als jullie, ik heb lang niet zoveel macht en ben in jullie ogen maar een kleintje, maar in mijn hart is vreugde, door God gegeven.”
Hoe kan dat? Waar komt die vreugde nou opeens vandaan? Dat is de vraag voor vandaag. Zou het zo kunnen zijn, dat de dichter weer vreugde in zijn hart heeft gekregen omdat hij zijn hart heeft leeggemaakt? Ik denk het. Hij heeft zich uitgesproken in twee richtingen: omhoog en opzij. Hij riep tot God. Je mag gerust je stem laten horen, en roepen, of steunen, klagen, je vuist ballen desnoods. Maar de Psalmist heeft zich niet alleen uitgesproken in de richting van God maar ook in de richting van die mensen die hem zo’n zeer gedaan hebben. Met tact, nadat de grootste woede is gaan liggen, nadat er goed over nagedacht is. Hij spreekt zich uit in de richting van de zonen van een man
omdat hij ze winnen wil. Hij wil ze niet verliezen, maar het moet wel gezegd worden, anders kan hij niet verder.
Of het wat opgeleverd heeft? Zijn de zonen van een man veranderd? Het staat er niet. Het kan en het gebeurt heel dikwijls. Dat er wat verandert waar de dingen echt worden uitgesproken. Maar de zonen van een man komen telkens weer op, ze doden zelfs Jezus die ons van de goede God vertelde, ze schieten 68 jongeren op een eiland neer. We zijn er geregeld stil van.
De dichter heeft zich uitgesproken in de richting van God en heeft de zonen van een man die hem zijn recht ontnamen alles gezegd wat hij hen zeggen wilde. Of er feitelijk in zijn omstandigheden iets veranderd is, daarvan lezen we niets. Maar er is wel iets veranderd. Hij heeft zijn vreugde terug. Zijn waardigheid.
Ook Olivier kan zijn waardigheid terugkrijgen als hij zegt: “Pa en ma, wat jullie allemaal aan het doen zijn, pa, jij met je nieuwe vriendin, en met je gezeur dat ik een killer moet worden, een echte man,
houd daar mee op, ik word er niet goed van! En jij ma met je claimgedrag, ik word er niet goed van. Het doet me zeer. Ik neem de rol van pa niet over. Neem mij serieus als kind, Pa, stop er mee om van mij ook zo’n harde bikkel van een man te maken, zoals je zelf bent, omdat je je eigen pijn niet onder ogen durft te zien. Ma, stop er mee om van mij een maatje in je eigen verdriet te maken. Ik kan er niet van slapen. Kunnen jullie je geruzie voortaan zelf uitvechten en dat niet meer over mijn hoofd doen?”
En de therapeut zou erbij zitten en zeggen: “Goed zo Olivier, daar heb jij recht op!” En als later de therapeut met de vader en moeder alleen is achtergebleven, zal hij tegen hen zeggen: “vader, moeder, neem deze les van Olivier ter harte, jullie hebben zelf ook een vader en een moeder gehad, jullie hebben zelf ook dingen van je ouders meegekregen. Met sommige dingen ben je blij, met andere dingen heb je moeite. Van sommige dingen gaven ze je te veel mee, van andere te weinig. Het vormde je tot wie jij bent geworden. En daar moet je zelf je weg in vinden. Zo geven jullie Olivier ook van sommige dingen te veel mee en van andere dingen te weinig[2]. En daar zal hij later last van hebben als hij daar niet met jullie over kan praten. Daarom is het goed dat hij dat nu al doet.”
Als Olivier de moed zou krijgen om zich in de richting van zijn ouders uit te spreken, zou hij weer iets van zijn vreugde en nachtrust kunnen terugkrijgen. Psalm 4 gaat hem voor. Psalm 4 heeft de moed om niet alleen tegen God zijn stem te verheffen en God om hulp te vragen maar ook tegen zijn belagers zijn stem te verheffen en hen op te roepen om een andere weg in te slaan. Nee, geloven is niet alleen maar je handen vouwen. Je hebt te maken met wat je van God ervaart en met wat je niet van God ervaart. En je hebt te maken met wat je van anderen om je heen ontvangen hebt, en met wat je van het gedrag van anderen nog altijd hindert.
Ook een samenleving blijft niet overeind door te bidden alleen, dat wij er zijn als kerk is niet genoeg, een samenleving heeft openheid nodig, ruimte om gesprekken, durf om de dingen te benoemen en aan te kaarten. Geloven hoor je met beide benen op de grond te doen, zeker, bij tijd en wijle verbonden met God, maar ook altijd verbonden met mensen, mensen die je vormden, mensen die je inspireren en je dwarszitten. Verbonden met hen gaan wij onze weg. Niet als een stilstand alstublieft. En niet als allemaal eilandjes. Maar als mensen samen onder de goede God, die met ons allen bezig is.
De Psalmist heeft zich helemaal uitgesproken. Het hart dat maar sloeg en bonkte, is tot rust gekomen. En zo eindigt de Psalm met die prachtige en overbekende woorden: “Ik kan gaan slapen zonder zorgen en veilig kom ik bij U thuis.”
[1] Na te zien op: http://intherapie.ncrv.nl/
[2] Dit is ontleend aan de benadering van de Contextuele Therapie die van de hand is van Iván Böszörményi-Nagy. De Contextuele Therapie leert dat ieder mens van zijn ouders een tegoed en een tekort ontvangt. Van sommige dingen heeft elk mens meer gekregen dan goed voor hem is, van andere dingen minder dan goed voor hem is. Daarmee zal ieder mens zelf in het reine moeten komen. Dat kan door het gesprek hierover tussen de generaties, tussen ouder(s) en kind, waarin alles wordt uitgesproken en er zo mogelijk verzoening plaats vindt. Waar een kind niet klaar komt met wat hij als te veel of te weinig ervaren heeft, zijn er twee mogelijkheden. Òf hij gaat naar zijn eigen kinderen het omgekeerde doen (geeft dus te weinig door wat hij zelf als te veel heeft ervaren) of hij copieert het opvoedende gedrag van zijn ouders. In beide gevallen blijft alles eindeloos voortwoekeren in opeenvolgende generaties. Waar alles wordt uitgesproken blijken kinderen in staat om onafhankelijk van hun ouders zelf hun weg te gaan. Daar is de Contextuele Therapie op uit. In het spoor van Nagy hebben onder andere Hanneke Meulink en Aad van Rhijn een heel scala Contextueel Therapeuten opgeleid die uit zijn op verzoening tussen de generaties en deze manier van kijken naar familiebanden is inmiddels ook tot andere therapeuten doorgedrongen.