3e advent 2011
Grote of Martinikerk Sneek.
Voorganger: ds Aart C. Veldhuizen.
Organist: Dirk S. Donker.
1e lezing: Richteren 13.
2e lezing: Johannes 3:27-30.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Ik wil u vanmorgen meenemen naar het tvprogramma ‘Zo Raymann’. ‘Raymann is laat’ heette het programma vroeger. De cabaretier Jörgen Raymann verkleedt zich in dat programma altijd als een weldadige en behoorlijk vrijpostige en rijpe Surinaamse vrouw, Tante Es. Tante Es ontvangt altijd een bekende gast die ze eigenzinnig ondervraagt, op zoek naar pikante details. En altijd is haar eerste vraag: “Vertel me, lieve schat, wie is je vader en wie is je moeder?”
Wie is je vader en wie is je moeder? Dat is een belangrijke vraag. Wie je bent, heeft te maken met je afkomst. Met hoe je gesocialiseerd bent, uit wat voor een omgeving je komt, welke manier van leven jou is aangeleerd door de vader en moeder die je opvoedde. Hele therapieën zijn daar op gericht en dat levert heel veel op, dat weet ik ook uit eigen ervaring. Als je leert wie je vader en wie je moeder is, kom je meer te weten over jezelf. Je begrijpt opeens je zwakke plekken, je moeite met conflicten of de moeite om je gevoelens te laten zien.
Maar dan? Dan moet het verder komen. Want je bent meer dan je vader en je moeder. Je bent ook zelf iemand en je hebt potentie in je. Iets geheel eigens. Groeimogelijkheden. Dingen die je mag ontwikkelen waardoor je completer mens mag woorden. Mooier mens, beeld van God.
Neem Simson. Ik zie hem binnenkomen bij tante Es. Een geweldenaar. Een grote bos met haar, in rasta gevlochten. Hij heeft spierballen die zelfs door zijn ruwe trui heen te zien zijn en een borstkas en hoeveelheid borsthaar waarvan tante Es finaal achterover slaat.
“Wauw! Simson!”
Tante Es wuift zichzelf koelte toe.
“Wauw! Pffff! Je bent het echt. Ik dacht dat ik groot was, maar jij bent nog veel groter. En zo knap!”
“Ja, tante Es”, zegt Simson. Hij heeft een diepe zware stem, die helemaal past bij zo’n geweldenaar.
“Vertel eens, Simson, lieve schat, wie is je vader en wie is je moeder?”
“Doet er niet toe”, zegt Simson.
“Toch wil ik het weten”, zegt tante Es, “Ik stel hier de vragen en jij geeft de antwoorden. Wat is er sterker dan een leeuw en zoeter dan….., o nee, dat is voor later. Wie is je vader en wie is je moeder?”
Simson zucht. Met tegenzin begint hij te praten: “Mijn vader is in ruste. Zo heet hij ook. Manoach. Slapen en suffen, dat kan hij als de beste. Toen ik er nog niet was, was hij al in rustte en dat is zo gebleven. Een zwakke man. Mijn moeder is wijs. Maar ze is onvruchtbaar. Ze heeft geen toekomst. En ze heeft geen naam.”
Tante Es is verbaasd: “Hier snap ik niks van. Dat kan niet. Jij bent een gigant, een en al dynamiet. Heb jij een moeder zonder naam en een suffige vader? En je moeder is onvruchtbaar? Maar jij bent er wel? Hoe kan dat? Vertel aan Tante Es: is je moeder vreemd gegaan?”
De zaal lacht om de brutale vraag van tante Es. Vreemd gaan, daar heeft ze het graag over, hoe pikanter hoe leuker. En voor Simson is dat ook een thema in zijn leven.
“Wat er precies gebeurd is, weet ik niet. Maar u bent wel in de buurt tante Es. Want mijn moeder heeft me altijd verteld dat bij mijn verwekking een engel een belangrijke rol speelde.”
“Is jouw moeder vreemd gegaan met een engel? Vertel aan Tante Es! Hier, kijk, zijn moeder is vreemdgegaan met een engel!”
Het publiek lacht. Simson lacht even mee, maar zegt dan: “Zo zou ik het niet willen zeggen. Mijn moeder heeft mij altijd verteld dat ik een gezondene ben. Van boven. Van God. Ik ben gewijd zei ze. Geloof me: het is dus veel minder belangrijk wie je vader en moeder zijn dan alle therapeuten je doen geloven. Je bent veel meer dan je ouders. Het is veel belangrijker dat je weet waartoe je op aarde bent, dan dat je weet in wiens lijn je staat. Ik had een missie: bevrijden, ik moest mijn volk bevrijden. ‘Jij hebt iets van God, jongen’, zei mijn moeder dan tegen me, ‘jij bent geroepen om het volk te bevrijden. Want dank zij God zijn wij niet onvruchtbaar, maar is er toekomst’.”
Tante Es zit helemaal te glunderen. Dit vindt ze prachtig. Ze zegt: “Dus jij bent gezonden. Door God. Zo! Net als Jezus?”
“Jezus? Ik weet niet wie dat is.”
“Laat maar”, zegt Tante Es, “dat is ook zo: Jezus is na jouw tijd. Maar jij bent gezonden en jij bent gewijd. Wat is dat: gewijd?”
“Ik ben gewijd, nazir, van nazoreër. Daarom mag ik geen sterke drank drinken en mag ik mijn haar niet afknippen.”
“Haar niet afknippen, heel verstandig. Dat doe ik ook nooit”, zegt Tante Es. Ze haalt haar handen door haar dikke bos haar, “maar geen sterke drank drinken? Ben jij Moslim?”
“Moslim? Wat is dat? Ik weet niet wat een Moslim is. Ik ben een Israëliet, uit de stam Dan. Een onbetekenende stam. Ik ben gewijd aan God, heb een speciale opdracht en ben daarom geboren.”
“En wat is jouw opdracht, lieve schat?”
“Ik moet het volk bevrijden van de Filistijnen.”
“Die ken ik”, zegt Tante Es, “de Palestijnen”.
“Nee, de Filistijnen”.
“Wat zijn dat voor een mensen lieve schat?”
En Simson vertelt. Dat de Filistijnen de macht hebben overgenomen en het volk onderdrukken, al 40 jaar. En dat niemand iets doet. Vader Berusting en Moeder Onvruchtbaar. Goh, dat herken ik. Hij moest eens weten dat mij dat gevoel ook geregeld overkomt. En u misschien ook wel. Ik doel op dat gevoel dat me geregeld overkomt, dat het allemaal niet veel zin heeft wat je doet, omdat er toch geen spat verandert. Simson vertelt verder. Hij vertelt dat Filistijnen onbesneden zijn. Tante Es laat een hoog lachje horen bij dat woord, maar ze maakt er dit keer gelukkig geen grapje over. Simson legt uit dat Filistijnen onbesneden zijn en dus geen grenzen kennen, dat ze hun lid achterna lopen, één en al potentie zijn, één en al macht.
“Ik houd eigenlijk wel van zulke mannen,” zegt Tante Es.
“O ja?” zegt Simson scherp, “Vast niet als ze je moeder doodslaan en je zussen verkrachten. Niet als ze de boel roven en de steden kapot slaan en dat 40 jaren lang.”
Er valt een stilte. Tante Es begrijpt dat hier geen ruimte is voor grapjes. Dat hier geweld aan de hand is, grof geweld. En dat daar met Meneer Berusting en Vrouwe Zonder Toekomst niets aan te doen is. Trouwens: waar moet je beginnen? Ze wordt serieus. En zegt:
“En jij, mijn jongen, jij bent wel besneden. Jij bent een keurige vent geworden? Een voorbeeld voor die Filistijnen? Iemand die wel besneden is, die niet zijn piemel achterna loopt, niet één en al potentie, één en al macht is?”
Het is een oprechte vraag die Tante Es stelt. Ze is helemaal uit haar rol van cabaretier. Maar ze schiet wel raak. Simson valt stil. Hij begint te draaien. Hij neemt adem, herneemt zich, doet een nieuwe poging en zegt dan:
“Eigenlijk niet”.
Simson kijkt somber. Tante Es buigt zich voorover, alsof ze hem aanmoedigt meer te vertellen. Simson zegt:
“Vaak heb ik me ook als zo’n Filistijn gedragen. Ik heb de Filistijnen het land uitgejaagd, maar dan wel met hun methoden. Het is moeilijk om een gewijd man te zijn.”
Er wordt niet veel meer gezegd. Dit is geen leuk gesprek meer. Het gesprek loopt dood en Simson is stilgevallen. Even later beëindigt Tante Es het gesprek. Er volgt een beleefd maar uiterst bescheiden applaus. Want die Simson, dat is toch wel een aparte.
Ja toch? Bij het verhaal van Simson denken we automatisch aan de wreedheid en de fouten die hij dadelijk gaat doen. Het verhaal van zijn merkwaardige geboorte slaan we over. Maar ik wil terug naar dat geboorteverhaal. Want dat is zo’n mooi verhaal. “Wie is je vader, wie is je moeder?” Meneer Berusting en Vrouwe Zonder Toekomst. Zijn moeder krijgt niet eens een naam. Zo raar. En er staat ook nergens dat ze blij zijn met de geboorte van Simson. Zo raar. Er staan veel meer verhalen in de Bijbel van bijzondere bevallingen, maar altijd hoor je dan van blijdschap en altijd klinkt de naam van de moeder: Sara, Hanna, Elisabeth, Maria. Hier niet. Hier staat alleen maar dat ze onvruchtbaar is en dat zijn vader Manoach, in ruste, een twijfelaar is, iemand die het eigenlijk allemaal niet geloven kan. Zo raar.
En juist dat maakt dit verhaal bij uitstek tot een adventsverhaal. Wie is je vader en wie is je moeder? Mijn moeder is onvruchtbaar en mijn vader is in ruste. Er zal niks nieuws komen. Er zal niks veranderen. Het zal altijd blijven zoals het is. Niets nieuws onder de zon. De Filistijnen hebben gelijk. Macht en potentie, bruut geweld, dat is het enige dat opschudding veroorzaakt en dat telkens terug komt. Dat is het donker van advent. Maar dwars daar door heen gebeurt iets anders. Dwars daar doorheen breekt God in. Laat hij in die onvruchtbare moeder een kind groeien, Simson, een nazoreër, een bevrijder van Israël. Genade is dat. Genade van God.
Er is een engel voor nodig om dat duidelijk te maken. De moeder beseft het meteen, vader Manoach niet. Daarom krijgt hij een naam en de moeder niet. Omdat hij het niet snapt. Want dat kennen we. Want gelooft u dat er iets nieuws begint? Ja, misschien ooit, ver weg, eens, maar ook nu en hier? En ook in uw bestaan, gewoon heel dichtbij? In uzelf? Geloof je dat er iets kan groeien in je waardoor je verder komen kan? Waarin je als Simson zelfs je vader en je moeder ontstijgen kunt? Of ben je als Vader Manoach en kost het je zo ongelofelijk veel moeite om iets van Gods bestaan te zien? Wuif je al die engelen weg? En leg je je maar gewoon neer vanuit een berustend weten dat je toch niets wezenlijks veranderen kan?
Simson doet het anders en daarom wordt hij een nazoreeër, een gewijde, genoemd. Wel met wat mitsen en maren, want hij ging tekeer als iemand die niet al te beschaafd was, niet al te netjes. In onze tijd zouden wij zeggen: hij gaat niet eens naar de kerk en hij bidt vast niet voor zijn eten, hooguit af en toe een schietgebedje. Maar hij wordt toch maar boven zichzelf uitgetild. Simson, je was niet alleen maar een geweldenaar, een held, een onbesuisde lomperik. Ja, dat ook, naar God heeft je opgetild en jou tot een bevrijder gemaakt van Israël. Want zo is God. En daarom heet je Simson: zonnestraal.
Nog eenmaal terug naar Tante Es. Want het verhaal is nog niet af. Ze heeft hem toch nog een keer teruggeroepen. Simson was al verdwenen, als het ware met de staart tussen de benen. Aarzelend komt hij nu weer terug. Zijn gezicht staat schuldig en somber.
Tante Es loopt naar hem toe en zegt:
“Lieve schat, ik moet je nog wat zeggen. Je weet het misschien niet, je ziet het misschien niet, maar je bent een zonnestraal. Jij hebt jouw ding gedaan, op jouw manier. Na jou zijn anderen daar weer mee verder gegaan. Want die God, die stopt vast niet.”
Ze loopt op hem af en geeft hem drie zoenen. De grote Simson begint te huilen. Ze omarmt hem, ze veegt zijn tranen af en huilt dan opeens ook zelf. Twee huilende mensen op het podium. Is er iets mooier dan dat?
Richter na Richter kwam er, Profeet na Profeet, Johannes de Doper, Jezus. En hier zijn wij in het spoor van al die anderen. Want God houdt niet op. Telkens weer begint Hij opnieuw. Ongedacht.
Hij laat niet varen wat zijn hand begon.
Amen.