Fietsen langs de Frontlijn van Wereldoorlog I: Nieuwpoort – Verdun.
Terug naar de pagina ‘Ga toch fietsen!’
Wat er aan vooraf ging.
In 2010 ondernam ik twee fietsreizen: met Ellert Jongstra samen als sponsortocht voor Edukans van Sneek naar Stralsund (een kleine 1000 km van 30 april – 8 mei) en daarnaast in mijn eentje van Sneek naar Maastricht in oktober.
Voor 2011 was ik aanvankelijk van plan om in de zomer naar de Pyreneën te fietsen, zo’n 1340 km in 14 dagen. De routeboekjes ‘Langs oude wegen en Pelgrimssteden’ had ik al in huis en ik had er een goede tweedehands Koga voor gekocht waarmee ik verantwoord door de bergen zou kunnen (zie pagina materiaal). De plannen veranderden echter omdat we in een opwelling de caravan van mijn zwager overnamen we dus in de zomer wilden te gaan caravannen. Daarom moest ik voor 2011 mijn plannen bijstellen. We huurden voor in de meivakantie een huisje nabij Verdun omdat we ons met de kinderen wilden verdiepen in de Eerste Wereldoorlog. Ik zou dan zelf vanaf Pasen (een week eerder) naar Verdun gaan fietsen.
Op die fiets dus naar de Eerste Wereldoorlog! Ooit kwam ik als 18-jarige in Verdun en dat heeft diepe indruk op me gemaakt. Vanaf die tijd beschouw ik mezelf als pacifist, wat inmiddels iets genuanceerder ligt met al die vredesmissies. Ik begon de alternatieven te bekijken hoe ik naar Verdun zou fietsen. Op Tweede Paasdag zou ik vertrekken, eerst met de trein naar Zwolle. Daarna zou de tocht in zes dagen langs de IJssel en via de Nederlands Duitse grens via Aken naar Verdun gaan. Vanaf Aken zou ik dan toch een stukje van de route ‘Langs oude wegen en pelgrimssteden’ rijden. Vanaf Zwolle zou het via die route een kleine 600 km fietsen zijn en dat is in zes dagen goed te doen.
Het wordt Nieuwpoort-Verdun!
Op vrijdagavond 25 februari vind ik echter een link bij de reactie die Michael Wannet in het gastenboek van mijn website achter heeft gelaten. Hij blijkt betrokken te zijn bij het samenstellen van een nieuwe fietsroute die vanaf Nieuwpoort (net onder het Belgische Duinkerken aan het Kanaal) via Verdun naar Bazel langs de hele frontlijn van de Eerste Wereldoorlog loopt. Het boekje komt in 2012 uit. Michael zendt me direct als PDF-bestand de hele route toe. De volgende dag bezoek ik de Fiets- en Wandelbeurs in de RAI in Amsterdam en spreek daar Kees Swart, die de route heeft samengesteld. Ik besluit dat ik het traject Nieuwpoort – Verdun ga fietsen, een kleine 600 km waarvoor ik zes dagen de tijd heb. De komende tijd ga ik me inlezen en nadenken over overnachtingen. Ik weet nog niet of ik een tent meeneem, of overnacht in jeugdherbergen en gites. Kees Swart gaat de komende tijd prioriteit stellen voor het verzamelen van overnachtingsadressen op het traject dat ik ga fietsen. Waarschijnlijk vertrek ik op de middag van eerste Paasdag per trein van Heerenveen naar Veurne (een treinreis van zeven uur), waarna ik in de vroege morgen van 2e Paasdag aan de fietstocht begin. Ik ben ontzettend benieuwd en heb er reuze veel zin in. Tot die tijd probeer ik weer lekker in conditie (en op gewicht!) te zijn. Geweldig dat ik het traject nu al vast mag fietsen. Mijn dank aan Kees Swart en Michael Wannet is groot. Het verslag van de tocht volgt hieronder!
Kamperen!
Omdat ik weer graag wil kamperen ben ik naar een goede tent op zoek gegaan. Ik heb gekozen voor een kleine tweepersoons Vango Banshee, goede kwaliteit voor een kleine prijs en maar 1,4 kg. In die tweepersoonstent heb ik ook ruimte voor mijn tasjes. Vier tassen neem ik mee en daar moet alles in: de ruime stuurtas van Agu, en de drie door de sponsor geleverde tassen die ik na de trip naar Stralsund heb overgenomen. Ik ga dus kamperen. Folkert van Folkert Outdoor & Running hier in Sneek heeft de tent in bestelling. Daar word ik trouwens uitstekend geholpen. Bij hen heb ik ook een klein maar uitstekend slaapmatje gekocht.
Later blijkt dat de Vango Banshee niet op tijd te leveren is. Het wordt een iets grotere Vango-tent van 2,4 kg. Slaapzakken hebben we thuis zat, maar alleen van die dikke. Ik koop bij de Xenos een heel klein en licht slaapmatje en koop daar een fleece slaapmatje bij. In geval van kou kan ik die er bij in doen.
De fietsenmaker kijkt mijn Koga Myata na en zet er een sterker achterwiel in. Ik ben dan wel afgevallen, maar nog altijd bijna 100 kg.
Hoe kom ik in Nieuwpoort?
Paasmorgen ga ik eerst nog voor in de kerkdienst in Ysbrechtum. Rond 12 uur wil ik me door Selma in Heerenveen op de trein laten zetten om dan naar Veurne, vlak bij Nieuwpoort, te treinen. Helaas ligt zowel de IJsselspoorbrug als de Moerdijkspoorbrug er op eerste Paasdag uit. Dat wordt dus een enorme reis. De meelevende Kees Swart draagt allerlei alternatieven aan. Het kan per trein en dan maar hopen dat ik aankom voor de nacht valt, het kan ook via Vlissingen en dan fietsen naar Knokke en daarna met de kusttram naar Nieuwpoort. Door het werken aan het spoor, komt ook het alternatief in beeld dat mijn oudste zoon me naar Nieuwpoort brengt. Misschien overnachten we dan samen in Nieuwpoort, waarna hij weer teruggaat en ik op de fiets richting Ieper vertrek. Uiteindelijk wordt het niet mijn zoon André die me wegbrengt, maar mijn vrouw Selma en zoon Henk. Op zondagmiddag vertrekken we met de fiets achter op de auto naar Nieuwpoort, waar we wat rondkijken en heerlijk slapen in een Bed and Breakfast.
Maandag 25 April 2011
Om half 9 rijd ik weg bij de prima B&B Ternier in Nieuwpoort. Selma, Henk (zie foto) en ik hebben er prima geslapen en stevig ontbeten. Selma en Henk vertrekken weer naar huis. Wat lief toch dat ze me hebben weggebracht. Met de trein bleek namelijk niet mogelijk, tenminste niet met een vertrek van in de middag. Gelukkig wilde Selma me wegbrengen, helemaal super! Daardoor sliepen we met elkaar een nacht in Nieuwpoort, waarna ik op de fiets naar de oorlog en Selma en Henk per auto naar huis vertrekken. Ieder zo het zijne.
Gisteravond hebben we de pier opgewandeld en hebben we daarna in Nieuwpoort lekker gegeten. Nieuwpoort is een soort Madurodam, maar dan op ware grootte. Alles is in oude stijl weer opgebouwd, nadat er na 1918 helemaal niets meer van over was.
De volgende ochtend ontbijten we lekker en hang ik de tassen aan mijn fiets. We zoenen elkaar en blijven elkaar nazwaaien tot we elkaar niet meer zien.
Eerst fiets ik naar de pier, waar de fietsroute begint bij de Godin van de Wind. Nooit geweten dat dat een vrouw is, maar dat zijn godinnen natuurlijk altijd. Dat had ik als theoloog natuurlijk moeten weten. Ze is me gunstig gezind, want de wind blaast vandaag in mijn rug.
De tocht is meteen al mooi. Het gaat over het vroegere spoorlijntje dat op een dijkje lag. Frontzate, zoals het dijkje nu heet, was in 1914 de redding van het laatste stukje Belgie, omdat tussen de IJzer en Frontzate toen alles onder water werd gezet. Er ligt nu een fietspad. Apart zeg, links was water en daarachter de Duitsers, en rechts, tegen het dijkje aan liggen nog altijd de resten van bunkers en loopgraven.
In Diksmuide maak ik een paar foto’s van de Dodengang en de IJzertoren, waar we gisteren al even zijn wezen kijken. Daarna gaat de route verder langs de IJzer en een kanaal naar Ieper.
Bij het binnenrijden van Ieper zit ik even mis. Gelukkig weet oom agent me de goede richting uit te wijzen. Ik val trouwens met mijn neus in de boter in Ieper. Het is er net een drukte van belang met een Fanfare en een stel Dansmariekes. Opeens zie ik dat het een processie is, gepaard met last post en zo. Het is precies 12 uur. Toch apart, na 100 jaar. Het gaat met strakke en verbeten gezichten, alsof ze nu nog steeds oorlogje aan het spelen zijn. Hele groepen mensen staan in uniformen en met vele vlaggen stil bij de oorlog. Ik griezel er van. Ja, ik weet dat ik daar wel eens in door sla, maar vlagvertoon en uniformen en volksliederen vind ik eng. Het is me te nationalistisch allemaal. Het is juist dat soort nationalisme waaruit die Eerste Wereldoorlog is voortgekomen. In het park van Ieper eet ik een overheerlijke omelet in de Tearoom bij wat men Het Eiland noemt. Een aanrader voor volgende fietsers van deze route! Ik neem de tijd en zit heerlijk.
Het is warm. Ieper uitrijden gaat prima. De route zit goed in elkaar. Het landschap wordt heuvelachtig en er moet af en toe even geklommen worden, waarbij het leuk is om met een noodgang weer naar beneden te zoeven. Net voor Kemmel rijd ik voor de tweede keer fout. Ik blijf de Kriekstraat volgen en na lang zoeken en vragen kom ik met acht extra kilometers in Kemmel weer op de route. Het valt op hoe behulpzaam iedereen is om met bij het zoeken even te helpen. Het is wel lastig dat ik geen overzichtskaart bij me heb en het alleen met de kaartjes van Kees Swart moet doen. Na Gheer volgt een heerlijke afdaling waar ik zowaar 50 km per uur rijd.
Even later ben ik in Frankrijk en rijd ik Armentieres binnen. Op deze Tweede Paasdag is er zowaar een winkel open waar ik tegen aan rijd. De Marokkaanse winkelier spreekt me aan en we raken in gesprek. Hij spreekt Nederlands want hij woonde tot 2002 in Amsterdam, waar hij bij het spoor werkte. In Frankrijk begon hij dit winkeltje. Een mooi voorbeeld voor de Wilders schreeuwers. Ik koop wat drinken, bananen en een ui. 2 euro 20. Andere Frontlinie fietsers: koop ook bij deze Marokkaan op de hoek van de Rue de Chauffours! Hij verbaast zich er in hoge mate over dat ik helemaal alleen aan het fietsen ben, en ik heb het maar wat ingedikt door te zeggen dat ik vanuit Sneek onderweg ben. Dat is dan weer de zonde van vandaag. Dat de eerste honderden kilometers de fiets achter op de auto stond hoeft hij niet te weten.
Het landschap wordt wat saaier en af en toe rijd ik op een wat drukkere weg. Ik neem de tijd voor het monument dat Cobbers maakte ter ere van de Australische Sergeant Simon Fraser die dwars door de Frontlinie heen gewonden ophaalt. Het kostte hem zelf zijn leven.
Daarna ben ik tegen vijf uur op de camping in Violaines. Wat een bende. Wel een mooi stukje gras en een rustig plekje en een hete douche. Als je met je ogen dicht doucht, zie je de viezigheid niet. Ik was mijn shirt uit, als altijd onderweg met de shampo waarmee ik douche, want ik heb flink gezweten. Het hangt even later te drogen aan een geïmproviseerde waslijn.
Het weer is nog altijd fantastisch, zo’n 25 graden. Ik ga op mijn gemakje op de grond zitten voor de tent en richt mijn keukentje in: de gasbrander, pannetjes, spaggetti, ui, kaas, saus en een soepje vooraf.
Even later zit ik op mijn mobieltje dit verslag te typen in de bar. Die bar verdient een nadere beschrijving. De camping heeft ongeveer tien plaatsen en wordt beheerd door een mevrouw van onbekende leeftijd die ik tweemaal van haar stoel in de bar heb zien verheffen. Ze woont met haar man, die er vandaag voor gekozen heeft om de hele dag bier te drinken, in een grote stacaravan. De gesprekken tussen hen en klaarblijkelijke vaste gasten gaan met veel decibellen. Daarnaast staat er ook iemand fulltime achter de bar. Op deze topdatum zitten er toch zeker zes mensen, waaronder de beheerder van de camping. Achter de bar is een grote visvijver, waar ik de volgende dag opnieuw wat over schrijven zal. Voor in de bar staat een stuk of tien vierkante meter met allemaal rotzooi hoog opgestapeld: van flesjes drank tot grote stapels speelgoed en nog veel meer. Na enige tijd verheft de mevrouw van de camping zich van haar stoel. Ze komt zowaar naast me zitten en ik voel me zeer vereerd. Er gaat een groot kasboek open en de mevrouw wil mijn paspoort hebben. Dat wordt uitvoerig bestudeerd en na enige tijd is ze druk aan het schrijven. Na twintig minuten schrijven schuift ze een groot blad naar me toe, waar ze een klein strookje van af scheurt. Daar staat in duidelijke letters de prijs voor deze overnachting vermeld: €2,99. Ik krijg zelfs die cent terug en om die als fooi te geven vind ik de camping net niet aantrekkelijk genoeg.
Vandaag volgens de route 98 km gefietst, maar met het zoeken en bekijken van het één en ander erbij 110 km. Morgen denk ik naar Hagel te fietsen, weer een kleine 100km. Volgens de beheerster is morgen het weer nog goed, voor woensdag verwachten ze regen. Hoe het donderdag wordt, kan ik helaas niet vragen, want ik weet niet meer wat donderdag in het Frans is. We zullen wel zien.
A demain!
Dinsdag 26 april 2011
’s Avonds nog een tijd in de bar gezeten. Ik ben blij dat ik op mijn eigen fietskeuken de maaltijd heb klaar gemaakt, want wat een bende is het daar. Om even een indruk te geven alleen dit: bij de wasgelegenheid staan twee emmers zonder deksels boordevol met etensresten van de afgelopen weken, met nog een stuk of 100 andere dingen die ooit nog moeten worden weggegooid.
Om 7 uur ben ik wakker. De tent is kletsnat. Ik besluit heel rustig aan te doen. Ik heb per slot van rekening vakantie. Met een handdoek, die ik later tijdens het rijden aan mijn fiets zal hangen, maak ik een picknicktafel bij de bar droog. Ik haal mijn tentkeukentje weer tevoorschijn en zet thee. Het water kookt snel, maar ik pak het pannetje verkeerd op en op een haar na gaat het kokende water over mijn voeten heen. Er resteert een half kopje thee, waar ik toch mee probeer een beetje warm te worden. Wordt dit een pechdag? Op mijn gemakje eet ik het brood op dat ik gisteren heb gekocht.
Ondertussen gebeurt er van alles. Er is een iemand gekomen die in de bar is gaan stofzuigen, maar ik ben daar binnen niet welkom. Gezien de kou en het nog zo waterige zonnetje ben ik haar dat niet dankbaar. Zou ze ook gaan opruimen? En zou ze ook de restanten etenswaren weggooien? Dat zou een wereldwonder zijn.
Er rijden opeens een stuk of wat grasmaaiers het terrein op. De visvijver achter de bar en de camping, waar mensen tegen betaling mogen komen vissen, is op dinsdag dicht, maar voor grasmaaiers blijkbaar wel toegestaan. Al snel lopen er een zestal mensen, waaronder een opzichter. Als er twee jongens aan komen lopen om te gaan vissen, legt hij hen vriendelijk doch beslist uit, dat vissen vandaag niet mogelijk is, omdat het gras wordt gemaaid. Het is dus een goede dag voor de vissen vandaag en dat doet me als vegetariër deugt.
Om 9 uur de tent pak ik de tent dan toch maar kletsnat in en vertrek ik. De nevel hangt laag. Ik bedenk dat het toch handig is om reserve remblokjes te halen, mogelijk in Arras. Reserve remblokjes meenemen leek me in Sneek niet nodig, maar ik vind ze toch snel te slijten, vooral voor. De route loopt door stedelijk gebied, met veel slecht wegdek of grindachtige wegen met kuilen. Het lijkt de hanzefietstocht wel die ik vorig jaar reed.
De route gaat pal langs die grote kolenheuvels heen die je als vakantieganger vanaf de snelweg altijd ziet liggen. Bij Arras vraag ik iedereen om een fietsenmaker, maar niemand kan me daarmee helpen. Na een half uur zoeken, breekt midden in de stad pardoes mijn fietsketting. Dat is me nog nooit overkomen, zelfs vroeger niet toen ik met een oud stalen Batavusracefietsje met volle bepakking heel wat fietsreizen maakte. Ik heb dan ook geen materiaal bij me om een gebroken fietsketting te repareren. Het is boffen dat het in een grote stad gebeurt, maar iedereen verwijst me naar een ander, van de ene garage naar de andere. Als ik na twee uur eindeljik bij de fietsenmaker in het centrum van Arras sta, blijkt deze op dinsdag gesloten te zijn. Via een agent en le Synicat d’Iniative krijg ik een adres aan de andere kant van de stad. Het is een uur lopen, zo wordt gezegd. Gelukkig hebben ze buiten het geaccidenteerde terrein gerekend: tijdens afdalingen neem ik plaats op mijn zadel en zo ben ik er in een half uur. Daar word ik snel en lief geholpen. Voor de zekerheid koop ik twee extra remblokjes, een kettingpons en een paar extra kettingschakeltjes zodat ik een volgende kettingbreuk weer zelf kan repareren.
De route ben ik ondertussen natuurlijk helemaal kwijt en het wordt al laat. Gegeten heb ik nog altijd niet. Ik rijd op mijn kompas Arras uit en dat gaat prima. De eerste camping onder Arras (zo’n 20 km) is echter opgeheven. Ja, ik zei toch al dat dit een pechdag is. Ik zal dus nogmaals 20 km moeten doorfietsen. Ik blijk ook bijna door mijn contant geld heen te zijn. Kees Swart vermeldt dat ik de komende 50 km geen winkel meer zal tegenkomen. Gelukkig tref ik nog één winkel, waarschijnlijk de laatste. Ik koop wat te eten en probeer via mijn creditkaart of PINpas wat contant geld op te nemen. Banken zijn namelijk in de verste verte niet te vinden. De winkelier probeert me te helpen, hoewel ik hem eigenlijk ook niet helemaal vertrouw, maar het lukt niet. Dan maar verder met nog maar een paar euro op zak, we zullen wel zien.
Uiteindelijk kom ik om half 7 op de camping in Miromont aan. Volgens de route heb ik 72 km afgelegd, maar het zullen er veel meer zijn geweest. Het zijn leuke mensen hier. Ik maak spagghetti met saus en Roqueforekaas en het smaakt heerlijk. Terwijl ik aan het eten ben komen er vier medevakantiefietsers de camping op rijden. Ze komen naast met staan. Het zijn Engelsen die bij Le Havre op het continent zijn aangekomen en onderweg zijn naar Brussel. Daar is komend weekend een Gay-Bikers-Weekend. We maken een praatje en ze bekijken mijn fiets. Ik vertel wat me in Arras overkomen is en we lachen er even om.
De tent droogt lekker in het zonnetje en ondanks de trein die bijna over de camping rijdt, slaap ik heerlijk.
Woensdag 27 april 2011
De Engelsen hebben het vannacht koud gehad. Bij mij viel het mee. Gisternacht was kouder. Het belooft een geweldige dag te worden. Om half negen ben ik ingepakt en wacht ik op het bakkertje dat omstreeks half negen zou komen. Om kwart voor negen is er nog geen bakkertje te zien. Het weer is te mooi en ik heb ontzettend veel zin om te fietsen. Daarom vertrek ik maar. Anderhalve straat verder komt het bakkertje aanrijden. Ik houd hem aan. Het is een haar. Ik koop wat broodjes en een stokbrood en maak een praatje met de bakkersvrouw en een oudere mevrouw die ook brood komt kopen. “In mijn eentje op de fiets onderweg? Onvoorstelbaar!”
Het het is geweldig vandaag. Het is prachtig weer en er staat een pittige Noorderwind grotendeels in de rug. Ik begin het steeds meer te waarderen dat deze fietsroute bij de Godin van de Wind begint. Onderweg bekijk ik veel oorlogsmonumenten. Het is boffen om eind april in slechts een korte broek en shirtje aan te mogen fietsen en ik word roestbruin. Op veel plaatsen voel ik mijn huid strak worden van de zon. Vandaag heb ik volgens de route 104 km gereden door prachtig weer en eindelijk een bank getroffen waar ik voor de zekerheid een flink bedrag pin. In Chiry-Ourscamp vind ik een erg mooie camping waar ik een mooi plekje krijg naast de pony die daar de struiken kort houdt. Achter, en deels onder me, staan stacaravans. Het plaatsje ligt vlakbij Noyon. Ik beloon mezelf met een dinertje in de plaatselijke Pizzeria waar ik heerlijk eet en daar tegelijkertijd dit verslag typ op mijn mobiele telefoon. Het verslag mail ik weer naar mijn lieve dochter Annemarie die het op deze site zet.
Het was een prachtdag vandaag. Wat is Frankrijk en het leven toch mooi. En wat een ellende heeft die rotoorlog op last van een paar hotemetoten aangericht. Tot morgen!
Donderdag 28 april 2011
Het regent ’s nachts dan eindelijk. Ik word er wakker van, maar slaap later toch weer in. Uitgeslapen en op mijn gemak heel rustig alles ingepakt. Om half tien rijd ik bij Chiry-Ourscamp weg. Laat ik nou toch nog weten dat ver voor de eerste wereldoorlog Johannes Calvijn naar het klooster van Ourscamp ging om hier de schedel van de heilige Anna te kussen. De theoloog in me verloochent zich niet. Toch heb ik geen Calvijn gezien, ook geen klooster trouwens, laat staan een schedel van een heilige, behalve de inmiddels roodverbrande van schedel van mijzelf vanmorgen in de spiegel. Van de Eerste Wereldoorlog zullen er trouwens nog wel wat schedels op te graven zijn, want ook hier is vreselijk gevochten.
Aan een drukke straat ontbijt ik uitgebreid. Er ziit geen opschieten in me. De benen willen wel, maar ik wil vandaag rustig aan doen. Waarom zou ik me moeten voortjagen? Pas tegen de middag kom ik bij het monument van Compiegne aan. Hier is in 1918 de capitulatie van Duitsland en in 1940 de capitulatie van Frankrijk getekend. Het regent net, zo’n suterig regentje. En er is net weer een ‘peloton’ vlaggensjouwers en de weg wordt er voor afgezet. Er klinkt de Last Post en men zingt de Marsaillaise.
Ik heb niks met dat vlagvertoon. En dan gebeurt dat hier ook nog eens bij het voor Duitsland zo vernederende monument van de gevallen adelaar. Hoe onverstandig kunnen volken met elkaar omgaan! Ik vraag me af waar het toch vandaan komt dat ik al zo lang afkeer heb van vlaggen en volksliederen. En dan moet van sommigen het Wilhelmus (pas sinds 1932 ons volkslied waarbij het het voormalige volkslied over het “Neerlands bloed dat ons zuiver door de aderen stroomt” afgelost heeft) ook nog regelmatig in de kerkdienst klinken. We moeten onderhand toch beseffen dat we met zijn allen op één aardbolletje wonen. Maar ach, ik draaf weer door. Laat anderen maar zingen. Ik neurie wel mijn eigen tekst. En bid om vrede en verbroedering.
Binnen bekijk ik uitvoerig het museum waar een replica van de wagon staat waar de Duitsers in 1918 en de Fransen in 1940 de overgave moesten tekenen. Tot mijn verbazing lees ik in een Duitse krant dat Hitler de wagon niet naar Berlijn, maar naar Ohrdruf heeft laten transporteren. Twee jaar geleden was ik in Ohrdruf tijdens een reis met Selma en mijn ouders waarbij we alle plaatsen langs zijn gegaan waar Johann Seb. Bach ooit heeft gewoond. En laat nu juist Hitler de wagon naar Ohrdruf hebben transporteren waar Duitsland in 1918 de overgave had moeten tekenen. Ik kan me niet voorstellen dat dit is omdat J.S.Bach daar van 1695-1700 bij zijn broer studeerde. Wat grijpt het toch in elkaar waar ik mee bezig ben: twee jaar geleden was ik in Ordruf, vorig jaar op de fiets naar Stralsund en nu hier.
Het blijft regenen, zo’n dun regentje waar je zeiknat van wordt. Ik verbeter elke vogelverschrikker door mijn pet (met klep om mijn bril droog te houden) op te houden en daaroverheen mijn rode poncho met capuchon aan te trekken. Iedereen kijkt me na. De reacties onderweg zijn trouwens erg leuk.
Met outfit en al zet ik er de sokken in. Terwijl ik er om 13.00 uur nog maar 25 km op heb zitten, maak ik toch weer 100km. Het gaat snel over de Chemin des Dames, een weg die hoog tussen twee dalen gaat. Hier is verschrikkelijk gevochten. Ik zie een Duits kerkhof met naar schatting 40.000 graven. Trouwens, op alle Duitse begraafplaatsen zijn consequent de kruisjes zwart, terwijl het net zulke gewone jongens waren als die andere. Ook groeien er altijd hoge bomen boven, blijkbaar mogen zij niet in de zon liggen. En dat terwijl de Engelse, Franse en vooral Amerikaanse begraafplaatsen er altijd prachtig bij liggen. Later hoor ik dat de Duitse doden bewust niet op het slagveld begraven werden. Begraven worden op het slagveld is een zaak van eer, maar ook dat is hen niet gegund. Ze liggen dus nauwelijks te zichtbaar onder hoge bomen, overwoekerd met klimop en onder zwarte vale kruisen. Naast het leven is hen ook de eer afgenomen. Is de oorlog wel echt voorbij?
In Aizelles vind ik om 18.30 uur een erg mooie en rustige boerencamping. Geweldig, hier wil ik graag nog wel eens terugkomen, voor alle fietsvakantiegangers van harte aanbevolen. Het regent wel weer, maar het zal daar vast ook wel eens droog zijn. Ik neem een douche, eet van alles wat en geniet van de avond die tot rust komt. Morgenochtend is het droog, morgenmiddag regent het. Zou het lukken om vroeg te vertrekken en de grootste regen voor te zijn? We zullen zien.
Vrijdag 29 april.
Ik slaap vroeg, maar voor middernacht ben ik klaarwakker van mijn koude rug. Ik heb een extra shirt aangedaan. Zo koud heb ik het nog niet gehad. Om 2.00 uur weer wakker, weer mijn rug. Kan ik die rug voortaan niet thuis laten? Nu ook mijn trainingspak nog aangedaan. Even opsommen wat ik aan heb:
1. Hemd en onderbroek.
2. Daar over heen lang thermo ondergoed met vier lange pijpen.
3. Warme pyama met vier lange pijpen.
4. Extra t-shirt.
5. Trainingspak.
Koud heb ik het nu geloof ik niet meer, alleen de ritsen van de dubbele slaapzak kunnen bijna niet meer dicht. Ik haal nog net adem, maar elke mummie is jaloers.
’s Morgens is de tent kletsnat. ’t Is ook al weer wat warmer: 7 graden op de thermometer bij de wascabine.
Ik besluit de tent toch maar gewoon in te pakken, ontzettend nat dus. De zon laat zich niet zien. Het eerste uur schiet ik lekker op. Het plan is om in Reims boodschappen te gaan doen, maar als ik in een dorpje langs een grote supermarkt kom, schaf ik daar maar vast van alles aan. De helft (vla en een appel) eet ik meteen op.
Ik heb weer veel bekijks, want ik sta daar als een halve clochard naast de ingang bij de supermarkt op het asfalt van alles op te eten. Na zo’n koude nacht kom ik niet zo goed ‘in’ mezelf, maar voel ik me jachtig. Zo zie ik mezelf naast de vuilnisbak van de supermarkt eten. Raar eigenlijk. Waarom niet eerst doorrijden tot ik een mooi plekje in de natuur zie? Ik bel ondertussen ook nog naar thuis, want er is gedoe met de auto. Iets met de airco van onze nieuwe auto en de dealer die moeilijk doet. Selma is er maar druk mee. Gelukkig is dat soort akkefietjes haar wel toevertrouwd.
Het tempo stokt. Het is broeierig en ik schiet niet zo op. Komt het door de slechte nachtrust? Langs het kanaal vallen me de vele vliegjes op. Ik laat Reims links liggen, ik ben al vaker bij die kathedraal geweest en afgezien van de kathedraal vind ik Reims nooit zo bijzonder. Er is regen voorspeld vanmiddag, maar vooralsnog valt het mee.
Voorbij Reims gaat het via wat avontuurlijke paadjes en een karrespoor de boesboes in, maar de route is hier erg goed beschreven door Kees Swart. Zo vind ik Fort de la Pompelle in één keer. Ook hier is veel gevochten. Het Fort is met kraters en al bewaard gebleven. Ik koop een kaartje en bekijk het museum. Ik ontdek en lees dat de Franse generaals het eerste oorlogsjaar de soldaten gewoon in hun opvallende knalrode uniformen in slagorde op de Duitse vijand lieten aflopen, die inmiddels al mitrailleurs hadden. Pas na een jaar ontdekte men dat het rood niet zo handig was. Een nieuwe stap in de evolutie die oorlog heet.
Buitengekomen neem ik een banaan. De schil kan ik nergens kwijt. Noodgedwongen doe ik het op zijn Frans en gooi ik de schil gewoon ergens neer. Via een smalle pijp onder de snelweg door, waar ik precies mijn fiets met bagage doorheen kan duwen, kom ik weer in de bewoonde wereld. Om de één of andere reden fietst het niet lekker vandaag en een uurtje later zie ik hoe dat komt: een donderbui met striemende regen. Ik zit net in een afdaling en ben 600 meter van een dorpje af waar volgens de beschrijvingen van Kees Swart een bar zou zijn. Helaas gaat het laatste stukje bergop. Volkomen doorweekt en rillend van de kou kom ik aan. De bar is dicht. Ik trek de poncho aan (met pet) en sta een half uur onder een afdakje te rillen. Naast me komt een busje staan. De chauffeur vindt het blijkbaar te link om door te rijden, terwijl hij toch echt lekker droog zit. De vogelverschrikker uit Friesland wil hij niet naast zich in zijn auto. Als het droog is ben ik eerder weg dan het busje.
Een lege streek is het hier. Ik meen te weten dat hier door de oorlog lange tijd geen akkerbouw meer mogelijk was, zo vergiftigd was de grond. Verderop is weer een van de aardbodem geschoten dorpje waar ik even rondkijk en wat foto’s maak. Ondertussen krijg ik een tweede hoosbui over me heen. Later nog een derde en een vierde. Na 85 km vind ik het welletjes. Telkens komt er weer zo’n hoosbui over me heen en de tent is nog altijd drijfnat van de afgelopen nacht. Kamperen is dan toch even minder gezellig. Als ik in Sommery-Tahure tegen een hotelletje aan rijd, krijg ik daar een typische Franse tweepersoons kamer met badroom. Ik hang alles te drogen en vouw de tent open in de badkamer met een stoel er onder. Ik hoop maar dat het niet zodanig gaat lekken, dat het doorlekt tot in het eronder gelegen restaurant. Alle kletsnatte kleren trek ik uit en hang ik te drogen. In mijn uppie bel ik Selma, neem een douche, trek warme kleren aan en maak vervolgens dit verslag op mijn mobiel. Annemarie zet het nog op mijn site voor ze morgen met Henk en Selma naar Verdun vertrekt.
Tja, morgen. Dan is het de hele dag bar weer, zeggen ze. Een trein loopt er niet. Ik ga de route iets inkorten. Ik besef dat ik eigenlijk helemaal niet weet waar het huisje ligt dat we gehuurd hebben. Handig dat ik daar vandaag achter kom en niet morgenavond als ze er al zitten. Ik bel opnieuw Selma die me het adres doorgeeft. Dat ligt een stuk noordelijker dan Verdun, zo zegt ze. Ik besluit de route te volgen tot Romagne en dan Noordwaarts te rijden. En dan te kijken of ik ergens een overzichtskaart kan scoren waar Brouennes op staat. Mocht het weer te slecht zijn, dan pikt Selma me op in Romagne, waar een stel Hollanders wonen. Daar kan ik ook mijn tent opslaan, we zullen wel zien.
Beneden krijg ik lekker te eten. De hotelier bedient en is een mooie vent. Hij steelt de show door “Vive l’Europe” te roepen en ons als verbaasde gasten dan uit te leggen dat er een Hollandse fietser die helemaal uit Nederland is komen fietsen (wat ik maar zo laat). Naast me zitten vier Spanjaarden en een Frans echtpaar te eten. Hij geeft me een geweldige Bordeaux te drinken en na een preisoepje krijg ik een prima hoofdschotel.
Daarna rap naar boven en vroeg naar bed. Morgen zal ik met mijn gezin verenigd zijn. Of anders overmorgen. Toch jammer dat ik niet nog wat meer van die Bordeaux gedronken heb….
Zaterdag 30 april.
Vanmorgen gaan mijn gedachten terug naar vorig jaar. Met Ellert Jongstra vertrok ik op 30 april vorig jaar naar Stralsund voor de Edukans fietstocht, uitgeleide gedaan door een stuk of 70 mensen en stadsbeiaardier Dirk Donker op het carillion van de Martinikerk en de fotograaf van het Friesch Dagblad. Het zouden negen dagen van slecht weer worden, niet boven de acht graden. Slaat ook nu het weer om?
Vandaag ben ik alleen. Dat ligt me toch eigenlijk meer. Hoe gezellig het met Ellert ook was, ik bepaal toch liever mijn eigen tempo en mijn eigen koers. De Hotelier is vroeg uit de veren. Hij vertelt me dat er wel wat buien kunnen gaan komen, maar voorlopig niet veel. Hij wil van alles voor me doen. Na een prima ontbijt dat hij voor me regelt, vult hij mijn bidons. Buiten kijkt hij geïnteresseerd toe als ik mijn fiets optuig en begrijpt er niets van als ik naar mijn fietssleuteltje zoek, dat ik niet meer vinden kan. Zijn ogen worden groot als knikkers als hij ziet dat er een slot op mijn fiets zit. “Is dat standaard?” “Jazeker”, verklaar ik. Hij schudt zijn hoofd, zoiets heeft hij nog nooit gezien: een slot op een fiets. Even later staat hij me uit te zwaaien. Ik beloof de link naar het hotel hier op de site te zetten voor komende fietsers. Je bent er van harte welkom.
Het blijft droog. De zon doet het ook weer en een paar uurtjes later fiets ik weer in mijn shirtje. Dat is nodig ook, want het is flink klimmen vandaag. De Franse Ardennen dienen zich aan. Ik ga ontzettend hard. Om 13.00 uur ben ik Romagne. Het museum daar is een verhaal apart. De Hollandse eigenaar is sinds zijn 15e in deze regio op zoek naar resten van de Eerste Wereldoorlog en heeft inmiddels een verzameling van drie schuren vol, waarvan hij één van de loodsen als een museum heeft ingericht. Toen hij op zijn 19e een complete Duitse loopgraaf vond, inclusief de overblijfselen van een 19-jarige Duitse soldaat, heeft hij hiervan zijn levenswerk gemaakt. Sinds zeven jaar heeft hij nu het museum.
Hij serveert een lekker broodje gezond, maar heeft het druk. Vanmiddag komt er een school uit Vugt die vlak bij een paar dagen logeert. Met zijn vrouw verzorgt hij vanavond een complete Barbeque, maar hij is bezorgd over het weer. Eigenlijk wil hij de tent sluiten, maar voor fietsers heeft hij altijd alles over. En zo buigt hij zich met mij over de kaart, omdat hij net als ik niet weet waar Brouennes ligt waar we een huisje hebben gehuurd. Na enig zoeken vinden we het. Hij helpt me met het bepalen van de route die ik het beste kan fietsen. Hij waarschuwt me voor een helling, waar ik beter omheen kan fietsen omdat die lang en zwaar is, maar een kwartiertje later rijd ik er rap naar boven. Zo kom ik dankzij zijn hulp om half vier in Brouennes aan. Selma en de kinderen zijn er nog niet, het huisje is prachtig. Door te bellen naar Selma die met de auto onderweg is, krijg ik instructies hoe ik het buitenkluisje open krijg waarin de huissleutel zit. Binnen is het nog mooier dan buiten. Ik stap onder de douche en ga later in een luxe tuinstoel met zachte kussens midden op het steile weggetje zitten, waar vanaf ik Selma even later met de kinderen in haar gouden koets aan zie komen rijden.
De resterende dagen gaan we als eerste met zijn allen naar het museum in Romagne. Ook Selma en de kinderen zijn diep onder de indruk van wat Jean daar bijeen heeft gebracht. We bekijken de verdere dagen van alles van de Eerste Wereldoorlog en ook het grootste kasteel van Europa dat in Sedan ligt. Ook maak ik nog een tweetal fietstochten van zo’n 100 km, waarvan één naar het Belgische dorpje Vallé devant Orvalle waar ik als 10-jarige met mijn ouders eens op vakantie was. Op zaterdag 7 mei gaat de fiets achterop de auto en kom ik zo weer in Sneek aan.
Tenslotte over de fietsroute die Kees Swart heeft uitgezet:
Ik heb 669 km fietsend afgelegd en erg veel gezien. Een route die ik iedereen kan aanbevelen. De route is uitstekend aangegeven. Houd er wel rekening mee dat er op sommige trajecten nauwelijks campings zijn. Achteraf gezien had ik te weinig tijd. Ik moest toch een 100 km per dag fietsen en daarbij is er te weinig tijd om echt alles te bekijken. Wie dit goed wil doen moet per dag ongeveer 50-60 km afleggen. Dan moet je er wel rekening mee houden dat er geregeld een nacht in een hotel of Gite moet worden doorgebracht, want de campings zijn in dit deel van Frankrijk dun gezaaid.