Het familiediner van Jozef

25 september 2016

Dienst van Schrift en Tafel in de kerk in Langweer

 Voorganger: ds Aart C. Veldhuizen.

Organist: Janke Feenstra

 

Orgelspel.

Mededelingen.

We zingen staande Psalm 105 vers 1.

Bemoediging en groet.

Zingen: Psalm 105 vers 6 en 7.

Eeuwige God, waar wij hier in vrede en rust samenkomen, horen we van plekken waar dat nauwelijks mogelijk is. Waar bommen vallen, wijken worden drooggelegd en vele duizenden niet alleen hun huizen in puin geschoten zijn, maar ook nog eens om dreigen te komen door gebrek aan water. Hoor ons als wij tot U roepen: HEER ontferm U.
En als we gaan lezen over een verscheurde familie, spreek dan tot ons in ons eigen verhaal, opdat we licht zien, ruimte krijgen, een weg om te gaan. Amen.

1e lezing: Genesis 42:1-6.

We zingen een lied van Inge Lievaart op de melodie van Psalm 140.

Vervolg 1e lezing: Genesis 42:7-17

We zingen verder van het lied van Inge Lievaart.

Vervolg 1e lezing: Genesis 42:18-38.

We zingen verder van het lied van Inge Lievaart.

2e lezing: Lukas 14:12-14.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Misschien moet ik wel zeggen: broeders en zusters. Maar ik houd niet zo van die benaming. Mensen zijn niet zomaar broeders en zusters zijn, zelfs niet als ze dezelfde ouders hebben gehad.
In het programma ‘Het Familiediner’ probeert Bert van Lingen gebrouilleerde families weer met elkaar te laten eten. Want bij een maaltijd begint het allemaal. U kent het programma vast wel. Er rijdt een grote limousine voor en die vraagt je om in te stappen en mee te gaan naar een diner, een diner met die ene, met wie het mis is gegaan. De limousine is voorgereden, al was dat misschien die van uzelf, toen u instapte omdat de kerkklok luidde en u bent gekomen. En zo dadelijk wordt hier het familiediner aangericht. Maar eerst nog een goed gesprek.

Daar zitten we. Alles wat er gebeurd is, gaat rond in ons hoofd. Jozef verkochten we als slaaf. Ja, hij was een verwaande kwast, tot over zijn oren verwend door vader, en te pas en te onpas vertelde van zijn dromen dat zijn broers en zelfs zijn ouders eens voor hem zouden buigen. Kotsmisselijk werden we ervan.

Als slaaf verkocht. Dat komt er blijkbaar van als mensen elkaar niet als broer niet willen zien. Waar broederschap ontbreekt, gaat het verkeerd. Vorig weekend zei Arnold Grunberg zoiets in de Abel Herzberg lezing: “als we geen vreemdelingen op willen nemen, zijn we geen Europeanen. Als we niet willen dat er ook andersdenkenden onder ons wonen, dan leidt dat tot uitsluiting en uiteindelijk moord.”
Als slaaf verkocht. Nu is alles mis. Onherstelbaar. De broers dragen een diep macaber geheim met zich mee. Jozef verkocht aan Egypte. Maar nu is alles omgekeerd.
En daar staan opeens zijn broers. Ze komen om brood. Ze hebben honger. Nou ja, broers…. Benjamin moet sowieso al thuisblijven, hij is niet veilig bij hen, dat weten we maar al te goed. Van die gescheurde mantel, die put en die slavenkaravaan.
Daar zijn nu zijn broers. 10 broers tegen wil en dank. Ze dalen af, want naar Egypte gaan is een afgang. Ze kunnen niet anders, de honger dwingt hen, net als Jozef die toen ook afdaalde naar Egypte, als slaaf en Jezus, als kind als zijn ouders op de vlucht slaan voor Herodes.
Jozef ziet ze binnen komen, maar houdt zich als een vreemde voor ze. Mooi gezegd is dat. Een vreemde was hij altijd al voor hen, maar nu helemaal. Hij weet het maar al te goed, ze zijn niet te vertrouwen.
“Verspieders zijn jullie! Insluipers, binnenwandelaars, gekomen om te kijken waar het land naakt is, waar het land openligt.”
Daar staan ze. Wat moeten ze?
“Heer”, probeer éen van hen, “we zijn allen zonen van éen man.”
Inderdaad, ze zijn zonen van éen man, kinderen van één vader, maar dat is het dan ook. Broeders en zusters? Laat me niet lachen!  Weer zegt Jozef: “jullie zijn gekomen om te kijken waar het land naakt is, waar het land openligt.”

Wat nu? Wat moeten we doen? Het is niet waar wat hij zegt. We zìjn niet gekomen om alleen maar in dit land rond te kijken.

Nee, was dat maar zo. Waren ze maar gekomen om te kijken, om te zoeken naar dat broertje van hen dat zij verkochten naar Egypte. Maar niets daarvan. Als zogenaamd onschuldigen doen ze zich voor, zogenaamd onschuldige binnenwandelaars, broodkopers, maar wel met een groot geheim.

O onderkoning, als je toch eens door ons heen kon kijken. Als je toch eens zou zien hoe wij hier staan. U beschuldigt ons. En daar kunnen we niet tegen, het heeft vast te maken met wat we toen gedaan hebben, met die ene broer, die er niet meer is. Maar dat zeggen we het niet. We zeggen wel: “Wij zijn broers….”
Oef, Het is er uit voor ik er erg in heb. Nog nooit hebben we elkaar zo gezien, die andere negen en ik. “We zijn broers”, zegt ik. Maar even later kijk ik naar de punten van mijn schoenen. Kinderen van éen vader, ja, fysiek wel, maar broers?? Broers zijn we nooit geweest. We bedonderen elkaar waar we bij staan. Maar ja, daar staat die onderkoning en daarom probeer ik het nog maar een keer.
“Hoor eens, meneer, u moet niet kwaad van ons denken. We zijn broers. Uw knechten waren met zijn twaalven, zonen van éen man in Kanaän, en zie, de jongste is bij onze vader. Ja, die is altijd bij vader…. en één, één is niet meer”.

Overtuigend komt het er allemaal niet uit. Dat kan natuurlijk ook niet anders. Maar als Egyptische onderkoning zegt Jozef hard: “het is zoals ik al zei: jullie zijn verspieders”.

Niet te vertrouwen, inderdaad. Daar hebt u eigenlijk wel gelijk in. We zijn niet goed te vertrouwen. Goed gezien voor een Egyptenaar. Maar wat wil die man dan toetsen? Dat we broers zijn? O jee, dat kunnen we nooit laten zien, daar zijn we te veel een zootje ongeregeld voor. Moet één van ons Benjamin gaan halen? Hij weet natuurlijk niet wat we met dat andere broertje hebben gedaan, maar wij wel. Hij gooit ons in de gevangenis, en daar zitten we. Dan komt hij weer terug, die man, die engerd, die ergens zo akelig gelijk heeft: “Doe dit, opdat je in leven blijft, laat éen broer hier en haal je jongste broer. Laat maar zien dan, dat je broers bent”.

Wat een boodschap. Laat maar zien dan, dat je broers bent. Anders gezegd: weest broers, broeders en zusters, opdat je in leven blijft. En dat is het geheim van het leven: laat zien dat je broers bent. Hier in dit verhaal, komt er nog een claim boven op: weest broers opdat je in leven blijft. Daar zit een harde boodschap in: er is blijkbaar alleen leven als we broers en zusters zijn, elkaars broeder en zuster. Alleen dan kunnen alle volkeren veilig naar één plek komen voor brood. Dan kan werkelijk alle welvaart en voedsel eerlijk gedeeld worden. Dit gaat verder dan een vete in je familie, dit gaat over samen mens zijn, in het geval van de zonen van Jakob: samen volk zijn, volk met wie de Bijbelverhalen van God en mensen verder gaan.

Maar zie ons dan toch staan, onderkoning! Moeten wij nu boeten voor wat we onze broer hebben aangedaan? Onze broer, ja, onze broer, dat wàs hij ook, die Jozef, hoe verwaand hij ook deed. We zagen zijn benauwdheid toen hij smeekte om genade, zijn angst, maar wij wilden het niet horen, wat er nu gebeurt, is onze schuld. Hoe moet dit verder?

En daar staat Jozef, de andere partij in dit familiediner. Hoe moet het verder met jou, Jozef? Is dit het dan, een carrière aan het Egyptische hof, een auto van de zaak, een dochter van de farao en een eigen paleis? Ben je daar tevreden mee voor de rest van je leven? Heb je dan wat je hebben moet? En je broers dan? En je volk? En je wrok dan? Daar staan die tien anderen, die broers van jou, die dit jou aan hebben gedaan. Hoe moet het verder met hen? Hen laten barsten in hun machogedrag?  Ze buigen, maar dit buigen zou nog een leugentje om bestwil kunnen zijn. Ze weten niet voor wie ze ècht buigen, ze weten niet dat hier dromen uitkomen, die dromen van Jozef, die ze zo verwensten. Jozef weet het wel. En waar dromen uitkomen is ruimte voor iets nieuws. Dit is hèt moment, nù komt het er op aan. Want nù is het slachtoffer opeens de machtige en zijn de machtigen kwetsbaar. Nu is er een wending mogelijk. Eindelijk. De spanning stijgt: herhaalt de geschiedenis zich nu en gaat de keten van geweld en onderdrukking steeds maar weer door en zal nu Jozef op zijn beurt de onderdrukker zijn die zijn vroegere onderdrukkers betaald zet en straks weer een ander? Zo gaat het vaak. En die taal kennen we, ook van onszelf. ‘Nu heeft hij zijn verdiende loon.’ ‘Nou moet hij maar voelen.’ Het klinkt rechtvaardig zulke taal, maar het is de taal van geweld, van onverzoenlijkheid. Het is taal die tegen Jezus in gaat. Wat dàn? Moet je je broer, je zuster dan maar vergeven, zelfs als hij iets vreselijks met je heeft gedaan? Ach, te gemakkelijk wordt dat gezegd, het “ik ben Jozef en ik vergeef het jullie allemaal” zou hier ook te vroeg zijn. Want zijn zijn broers wel echt   broeders geworden? Maar hij geeft ze wel een kans. En die moeten ze grijpen.
Die opdracht is ook aan ons. Die kans. Grijpen we die kans, ook in ons dorp? Laten we zien dat we naar elkaar om zien en niet alleen naar die mensen die op ons lijken, maar ook naar die mensen die niet op ons lijken? Tja, met mensen die onze manier van leven delen is het niet moeilijk broers en zusters te zijn. Maar kun je het ook met anderen? Ook met mensen die uit een ander land komen, die statushouder zijn en over wie geroddeld wordt? Of doe je mee in het kletsen over mensen die hier onder ons zijn komen wonen? Kun je laten zien dat je echt broer en zus bent? Dat je dat broederschap dat Jezus je aanbiedt, waard bent? Dit verhaal laat zien dat het kan. Het laat zien dat het niet fataal is wanneer een broer zijn broer in de put gooit, of zelfs doodt. Er komt een nieuwe weg, er komen dromen uit, er ontstaan weer nieuwe broederschappen, zoals veel later ook de kring die Jezus uitkoos, die twaalf leerlingen, als een nieuwe broederschap.
Maar laten we nog even vergeten hoe het verder gaat, zo ver is het verhaal vandaag nog niet. Laten we ons vandaag afvragen hoe wìj verder moeten. Wat wìj moeten doen om broeders en zusters te worden. Schuiven we aan? Of niet?
“Iedereen is genodigd en iedereen hoort er bij”, zegt Jezus.
Dat is elkaar niet afrekenen maar elkaar recht doen, onrecht herstellen en ongelijk toegeven, elkaar zien met de ogen van God: als zijn kinderen. Waar dat gebeurt, daar is leven. Leven.  De eis tot broederschap klinkt als op leven en dood. Broeders en zusters? Ach, dat is misschien wel te hoog. Maar als we straks aan tafel zitten en brood en wijn delen, vieren we.
Ja, dan vieren we, een familiediner. We zitten dan niet somber bij elkaar. Zeker, er is ook de pijn van wat mis ging en af en toe valt er een ongemakkelijke stilte, maar we vieren wel een familiediner. Dat Jezus Christus, die ene, uitgestotene, gekruisigde, op leven en dood met ons verbonden is. Onze broeder, hij heeft voor ons de maaltijd aangericht. En verbindt ons aan elkaar als broeders en zusters. Ondanks alles.

De grote limousine van het Familiediner is bij u voorgereden en heeft u tot hier gebracht. Zo dadelijk wordt de volgende stap van u gevraagd. Kom uit uw bank en schuif aan, neem alles maar mee, ook wat er gebeurd is en ook Benjamin. Want hier leer je om met elkaar aan één  tafel te zitten, aan tafel bij Christus die ons nodigt. Voor het familiediner met de Vader. Amen.

Zingen Lied 385 en ondertussen wordt de tafel klaargemaakt.

Nodiging.

Vredegroet.

Zingen bij wijze van Tafelgebed: Lied 400.

Eeuwige God,
Hier aan de tafel die vandaag een familiediner is, zitten wij. Mensen van Langweer en mensen die zich met Langweer verbonden voelen. Teken van een gemeenschap van samen, van een stem tegen alle onverschilligheid, tegen eenzaamheid en liefdeloosheid.
Wij danken U dat we ons mogen laven in deze gemeenschap van samen, die er af en toe echt is. Dat mensen naar elkaar omzien, elkaar bij staan, elkaar opzoeken en aan elkaar denken. U danken wij voor de kerk, voor telkens weer een nieuwe groep mensen de eeuwen door die iets ànders wil laten zien, die humaniteit en het omzien naar elkaar wil bevorderen.
Vandaag bidden wij U voor mensen die een lege plek aan tafel missen, een lege plek omdat iemand er vroeger wel zat, maar door gedoe in de kerk verdwenen is. Geef dat we in ons denken en doen niet ons eigen gelijk versterken, maar leren denken vanuit de ander en elkaar leren begrijpen.
Om verzoening bidden wij, verzoening tussen mensen. Voor gezinnen bidden wij, waar mensen elkaar niet meer willen ontmoeten. Voor de pijn die dat doet.
Vandaag doen we voorbede voor die plaatsen waar mensen normaal gesproken met geen mogelijkheid nog bij elkaar aan tafel kunnen komen. Waar te veel gebeurd lijkt, waar mensen diep zijn gekwetst. Kom met uw Geest en vul het gemis aan, wijs een weg van vrede om verder te gaan.
Laaf ons dan hier, aan dit familiediner, waar U de gastheer bent en ons verbindt met U en met elkaar. Amen.

Bidden van het Onze Vader.

Delen van brood en wijn aan het familiediner.

Zingen Lied 422. Tijdens het voorspel is de Avondmaalscollecte.

Zegen.