26 januari 2014.
Dienst van verbintenis en intrede in Langweer.
Hier, onder mijn voeten, ligt een grote roze gekleurde steen. Het is de bovenkant van een sarcofaag die uit de 13e eeuw stamt. In deze sarcofaag lag een priester begraven, in een hoek vind je het wijdingskruisje nog. Bij werkzaamheden vonden ze de steen bij de klokkenstoel. Een paar jaar geleden hebben ze de steen naar hier gebracht. Sindsdien ligt de steen hier ingemetseld, achter de tafel, op de plek van de priester. Hoe die priester heette, wist tot voor kort niemand. Ik ben er gisteren achter gekomen.
Gistermiddag was ik hier namelijk nog even. Er scharrelt iemand tussen de graven, zo zie ik als ik even langs de kerk loop. Het is een vreemde man, slonzig gekleed, met van die Jezus-sandalen aan. Als ik dichterbij kom, zie ik dat hij een donker harig gewaad draagt, met een touw om zijn middel. Ik herken die kleding. Het is de kledij van de Franciscanen, navolgers van Franciscus van Assisi. Franciscanen kozen voor armoede en broederschap. Maar wat doet deze Franciscaan hier? Ik loop op hem af: “Goedemiddag meneer, mag ik u wat vragen? Bent u een Franciscaan?”
Hij knikt. “Dat klopt”, zegt hij, “en ik heet ook nog eens Franciscus, Franciscus van Langwar. En u? Wie bent u?”
“Ik ben Aart Veldhuizen. Ik word hier morgen dominee.”
“Dominee, wat is dat?”
Ik zie dat hij dat woord niet kent. Er komt een rare gedachte in me op. Is deze man nog van voor de Reformatie? Zou deze man misschien…..? Nee toch, dat kan toch niet? Ik stamel: “Ik word voorganger, hier in de kerk”.
Zijn gezicht begint te stralen. “Dan bent u mijn opvolger! Ik was hier priester, vele eeuwen terug. U neemt die plek nu van mij over! Wat mooi. Nu bent ù geroepen.“
Onderwijl kijk ik hem met open mond aan. Franciscus van Langwar, van vele eeuwen geleden…. Dan is dit de man die hier voorin de kerk begraven ligt. Ik bekijk hem wat beter en zie dat hij een bleek gelaat heeft en ongewassen piekerig haar, vieze handen en modder tussen zijn tenen. Geen wonder, hij ligt ook al zo lang onder de grond. Ik hoor dat hij zegt: “Nu bent ù geroepen!” Ben ik geroepen? Ja, ik heb er zin in om hier te beginnen en ik verbeeld me dat ik hier wat toe kan voegen. Maar geroepen? “Roeping vind ik een groot woord, Franciscus.”
Franciscus schudt zijn hoofd: “Toch, waarde broeder! Als u hier gaat werken, dan bent u geroepen. Net als ik lang geleden. Als 10-jarige verliet ik mijn vader en moeder en ging ik het klooster in, daar werd ik opgeleid tot priester. En zo werd ik hier in Langwar te werk gesteld. Ik trouwde met de Kerk en lig ik er zelfs in begraven. U staat hier op mijn plek. Nu bent u geroepen.”
Hij kijkt me aan en ziet blijkbaar dat ik er nog steeds wat ongemakkelijk bij kijk. Hij zegt: “Geloof me, broeder, u bent ook geroepen. Maar tegelijkertijd zeg ik u: u bent niet de enige. Zo bijzonder zijn wij voorgangers ook weer niet. De visser is ook geroepen, en de juffrouw, de bakker, de kinderoppas, de oma en de stratenmaker. Het punt is alleen dat zij het niet weten. Zij beseffen het niet. U beseft het wel. En daarom is het uw taak om de mensen in de kerk waar ik begraven lig te vertellen dat ze geroepen zijn. Dat is wat u hier moet doen. Knoop dat goed in uw oren!”
Dan is het gesprek voorbij. Franciscus van Langwar is opeens van de aardbodem verdwenen. Ik heb hem niet meer teruggezien. Zit hij misschien ergens bij u in de bank? Ach, misschien heb ik het maar gedroomd, of anders heeft hij zijn vertrouwde plekje onder de grond weer opgezocht en rust hij weer onder mijn voeten. Ik doe daarom maar hetzelfde als hij altijd zal hebben gedaan. Ik open de Schriften en lees het Bijbelgedeelte, Matteüs 4, dat gewoon op deze zondag aan de beurt is om voorgelezen te worden.
Lezing: Matteüs 4:12-23.
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het begint dus allemaal met een stelletje vissers. Twee vissers gooien een net uit, een werpnet. Het is te hopen dat daar vis in komt. Voor de vissers dan, voor de vissen natuurlijk niet.
Jezus komt langs. Hij roept de mannen toe: “Kom, volg mij, ik zal van jullie vissers van mensen maken”. Ze laten hun andere netten, niet de werpnetten maar de gewone netten, liggen
en volgen Jezus. Twee andere vissers zijn juist hun netten aan het opvouwen. Jezus roept ze. Zij laten het schip en hun vader achter en volgen Jezus.
Dat is radicaal. Je bent bezig, of je denkt welverdiend van je oude dag te kunnen genieten, en dan komt er iemand langs, die je roept. Alles achterlaten en gaan? Dat zou ik nooit doen. Iemand uit Langweer zei daarover tegen me: “Misschien zegt dat wel alles over ons en onze tijd. Bij ons is alles gepland. Wij verzekeren ons tegen van alles en nog wat. Wij hebben het liefst vaste contracten en willen ons pensioen niet verliezen. Misschien zegt het wel alles over ons, dat wij het radicaal vinden dat die vissers zomaar alles achterlaten en iemand gaan volgen die spreekt met gezag. In andere culturen, in Afrika bijvoorbeeld, zou het wel eens veel gemakkelijker kunnen zijn, om alles zomaar achter te laten en wat anders te gaan doen.”
Hoe dan ook, ze gaan. En zo liggen er op de oever twee stapels ongebruikte netten. Het zal er niet netjes opgeruimd uit hebben gezien, twee achtergelaten hopen in elkaar geklitte netten.
Een collega stuurde me van de week een e-mail ter inspiratie voor deze dienst. Hij wist waar het over zou gaan in de preek. Hij schreef: “In de bijlage vind je twee foto’s die ik een paar jaar geleden heb gemaakt. Ik had ze al eens eerder aan je willen laten zien. Als je dadelijk deze twee foto’s bekijkt, zie je treffend weergegeven hoe de structuur is van de kerk waar ik werk. Allemaal lijntjes waarbij je bijvoorbeeld kerkenraad, diaconie, kindernevendienst, kerkrentmeesters kunt zetten en dan is het iedereen volslagen helder.” Ik werd benieuwd en klikte op de bijlage. Het duurde even en toen kwamen er twee grote foto’s in beeld, twee foto’s van een kluwen visnetten door elkaar, sommige half vergaan en hopeloos met elkaar in de knoop.
Ik moest er ontzettend om lachen, maar het riep ook herkenning bij me op. En pijn. Tot dusver heb ik 14 jaar als dominee in de kerk gewerkt, en daarvoor ook als vrijwilliger in vele kerken meegedaan en inderdaad: overal zou je de foto van zo’n zootje netten die hopeloos in de knoop liggen kunnen vergelijken met de situatie van de kerk. Dat is geen reclame en niet wervend, dus laten we het niet verder vertellen, want mensen spreken er dan zomaar schande van: “Hoho, dit is de kerk. Hier moet het er anders aan toe gaan dan op andere plaatsen. Haal die netten uit de knoop!” Misschien ziet u dat wel als mijn taak en verwacht u dat ik hier de boel uit de knoop ga halen. Dat zou vast prettig zijn. Want net als elke gemeenschap, elk dorp, elke voetbalclub is ook elke kerk een wirwar van touwtjes, groepen en groepjes, commissies, tegenstrijdige belangen en noem maar op. De kerk is geen uitzondering. Ook in de kerk vliegen mensen elkaar geregeld in de haren en dat zal hier vast niet anders zijn. ’t Zijn net echte mensen, die kerkmensen, mensen die hinken op twee gedachten, pendelend in een wankel evenwicht tussen goed en kwaad. En daardoor is het dat er ook in Langweer een paar hopen netten op de over liggen. En de vraag komt daarmee op: wat zullen we daar mee gaan doen?
Er zijn maar twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is heel gebruikelijk en heel verleidelijk: we pakken in die stapel netten allemaal ons eigen touwtje vast en we gaan daar allemaal zo hard mogelijk aan trekken. Let wel op de spelregels: Zet uw hakken in het zand en laat nooit los. Trek er zo hard mogelijk aan tot u er bij neervalt. Ik gooi dan mijn krachten ook in de strijd en dan gaan we kijken wie de sterkste is en wie er breekt.
Nee dus. Dat is niks. Ik stel u wat anders voor, de oproep van Jezus: “Mensen vangen!” Dat klinkt niet positief, maar dat is het wel. Het voorstel van Jezus is mensen vangen in de zin van mensen opvissen die te water zijn geraakt. Het water, het meer, de zee, is in de Bijbel de plek waar je wegzakt. De plek waar je verzuipt, kopje onder gaat, de plek waar alles je te veel wordt. Het is de plek waar mensen uit moeten worden gered. Als Noach in de ark, als bij Jona in de vis, bij Mozes in het biezen mandje, bij Petrus die door de golven zakt en bij zoveel andere verhalen in de bijbel die een refrein zijn op elkaar.
Mensen vangen is niet slimme plannen bedenken, zoveel mogelijk leuke dingen bedenken waardoor de mensen weer naar de kerk gelokt worden. Nee, mensen vangen is mensen die het water tot de lippen is komen te staan, in het licht zetten, bijstaan, troosten, warmte geven, hoop.
Dat heeft alles met geloof te maken. Want de God van de Bijbel beweegt zich telkens weer naar mensen toe, daalt telkens af, maakt vieze handen, gaat met de poten in de modder staan, krijgt blaren op zijn tong en modder tussen zijn tenen. En roept ons op om datzelfde te doen. Mensen vangen.
Hoe houd je dat vol? Het laatste vers van wat ik las, vertelt hoe Jezus te werk ging. Drie typerende woorden. Hij gaf -1- onderricht in de synagogen -2- verkondigde het goede nieuws van het koninkrijk en -3- genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk.
Het eerste woord is onderwijs geven. Didaché, onderricht. Dat is wat ik hier nu op mijn manier ook doe en ga doen. In de preek in de kerk, in gespreksgroepen, samen naar het Bijbelverhaal luisteren, kijken wat het ons brengt. Vandaag is het, dat we mensen die vast zitten, op moeten vissen.
Het tweede woord is verkondigen, kerugma, bekendmaking. Dat doet Jezus als hij Gods liefde en trouw laat zien, als Hij ons vertelt van het Koninkrijk van God dat midden onder ons gestalte krijgt. Dat vieren we elke zondag in de kerk.
Het derde woord is genezen, helen. Therapie-doen. Dienen betekent dat. Dat staat voor het pastorale werk, voor het omzien naar elkaar, voor het gesprek van mens tot mens, van hart tot hart. Want dat heelt.
Dat is de opdracht: zorg dat je telkens weer opnieuw geïnspireerd wordt, je aangesproken wordt om met jezelf in het reine te komen en je laat oproepen om hen, die de bodem onder de voeten is weggeslagen, te dienen.
Het is aan ons de komende tijd. Gaan we in de netten hangen, keihard trekken aan ons eigen gelijk, zonder oog voor elkaar? Of gaan we wat nieuws doen: je net uitwerpen, mensen opvissen. Mensen vangen, niet om ze op te peuzelen en ook niet om ze voor ons eigen karretje te kunnen spannen, maar om hen bij te staan op de manier die past bij God onze Heer. Het is mijn drive om daar samen met u voor te gaan.
Tot slot nog dit: Gisteren heeft Franciscus van Langwar, die hier begraven ligt, me geleerd dat wij daar allemààl voor geroepen zijn: de dominee, maar ook de visser, de juffrouw, de bakker, de oma, de kinderoppas en de stratenmaker. We zijn allemaal geroepen, of je nu gelovig bent of niet, rechts of links, jong of oud, om mensen op te vissen die weggezakt zijn in wat hen overspoelde en hen veilig te borgen, als in de handen van onze God, geborgen in het licht.
Want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.
Halleluja, Amen.